Vrij stellingen
Artikel 5
De belasting wordt niet geheven voor honden:
a. welke jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij gelijktijdig met de moe
derhond door dezelfde persoon worden gehouden;
b. welke uitsluitend worden gebruikt om blinde personen te leiden;
c. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma der Koninklijke
Nederlandse politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond
met een geleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter
beschikking van de politie te stellen;
d. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomi
té van Het Nederlandse Rode Kruis of van De Nederlandse Vereniging van Rode
Kruishonden;
e. welke aanwezig zijn in een asiel waarvoor een vergunning als bedoeld in
artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25 januari 1961, Stb.
19) is verleend;
f. waarvan de houder geen ingezetene der gemeente is en de hond niet langer
dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;
g. welke worden gehouden door instellingen van wetenschap of kunst, voor zover
deze strekken om het doel van dien instellingen te bevorderen;
h. welke gehouden worden door de gemeente ten behoeve van haar diensten en be
drijven
Belastingjaar
Artikel 6
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Wijze van heffing
Artikel 7
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Vaststelling formulier aangiftebiljet
Artikel 8
Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk besluit van burge
meester en wethouders vastgesteld.
Verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet inzake belastingplicht die is
ontstaan bij de aanvang van het belastingjaar
Artikel 9
De belastingplichtige, wiens belastingplicht is ontstaan bij de aanvang van
het belastingjaar en aan wie niet binnen zes maanden na de aanvang een aangif
tebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is verplicht binnen veer
tien dagen na afloop van die termijn, bij burgemeester en wethouders een schrif
telijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.