gebouwde en ongebouwde aanhorighedenwelke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genoot schappen op geestelijke grondslag - andere dan kerkgenootschappen - die rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging; b. ongebouwde eigendommen welke deel uitmaken van op de voet van de Natuur- schoonwet 1928 (Stb. 1989, 252) aangewezen landgoederen, met uitzonde ring van aanhorigheden van gebouwde eigendommen; c. natuurterreinen, waaronder begrepen duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, welke door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, worden beheerd d. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; e. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen; f. onroerende zaken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen; g. een gebouwd eigendom voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuur grond; h. onroerende zaken, die feitelijk worden gebruikt als pastorie of kosters- woning, indien het genoten krachtens eigendom, bezit of beperkt recht daarvan toekomt aan een kerkgenootschap of ander genootschap als in onderdeel a bedoeld; i. onroerende zaken, die in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van onroerende zaken die worden gebruikt voor het geven van onderwijs; j. straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigen dommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraai ing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallatiesstandbeel den, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht; 1. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria met hun gebouwde en ongebouw de aanhorigheden. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdelen a en 1 bedoelde eigendommen met hun aanhorigheden en gedeelten van zodanige eigen dommen, voor zover die dienen als woning, alsmede met betrekking tot de in onderdeel h van dat lid bedoelde onroerende zaken, geldt niet voor de ge bruikersbelasting. Evenmin geldt de vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel i van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenaren- belasting voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krach tens eigendom, bezit of beperkt recht. Artikel 8 Wijze van heffing De belastingen worden geheven bij wijze van aanslag.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 98