Artikel 9 Aangifte
1. De belastingplichtige, aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het
belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd,
is gehouden binnen een maand na het verstrijken van de evenbedoelde termijn
bij burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om
uitreiking van een aangiftebiljet.
2. Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk raadsbesluit
vastgesteld
Artikel 10 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagteke
ning van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer gemeente-ambtenaren aanwijzen
die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke
bepaling betreffende de heffing en de invordering van de belastingen.
Artikel 12
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat voor de terpostbezorging of uit
reiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorde-
ringswet 1990 (Stb. 221) voor de gemeente-ontvanger of de op grond van artikel
127a van de gemeentewet aangewezen functionaris een andere gemeente-ambtenaar
in de plaats treedt.
Artikel 13 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de
Invorderingswet 1990, gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders
aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
Artikel 14 Toepasselijkverklaring renteregels Invorderingswet 1990
1. Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderings
rente vindt toepassing op de invordering van deze belastingen.
2. De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990
vindt daarbij overeenkomstige toepassing.
3. In afwijking van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorde
ringsrente in rekening gebracht indien deze een bedrag van 50,niet te
boven gaat.
Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel
1. De "Verordening onroerend-goedbelastingen 1988" van 17 december 1987, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 20 april 1988, wordt ingetrokken, met
dien verstande dat zij met betrekking tot de heffing van toepassing blijft