-17-
school inderdaad het gevolg was van huisvestingsproblemen, hetgeen ook
min of meer in het voorstel staat. Omdat het aantal leerlingen weer zo ge
stegen is, moet het oude gebouw toch weer opgeknapt gaan worden, maar wat
dat betreft ligt het initiatief ook geheel bij het schoolbestuur. Pas wan
neer men medewerking verzoekt ex artikel 74 kan het college daarop ingaan.
Raadslid Van de Kreeke heeft de indruk dat, als er een discussie gevoerd
wordt over het beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van het bijzon
der onderwijs, er raadsleden zijn die zeggen: het wordt tijd, of: daar
heeft men recht op. Langzamerhand komt er in Nederland een discussie op
gang over de vreemde gang van zaken dat men een bepaalde uitgave pleegt
voor het openbaar onderwijs, en dat dat dan automatisch ook ten goede komt
aan het bijzonder onderwijs. Dat is echter niet zo. Maar daarvoor zijn re
geltjes geschapen. Er is met name artikel 74 in de Wet op het basisonder
wijs, die o.a. stelt dat men met bepaalde zaken binnen een school een aan
tal jaren moet doen. En als die jaren om zijn heb je recht op vervanging
van die zaak, dan is dat een budgettair neutrale zaak voor de gemeente.
In het onderhavige geval is dat niet helemaal zo, want de 15 jaar zijn nog
niet om, die ervoor staan om dit soort zaken te vervangen. De school heeft
echter aangetoond, dat vervanging toch noodzakelijk is en hij heeft daar
ook geen enkel bezwaar tegen. Wannener hij dan de wethouder hoort zeggen,
dat vergoeding door het ministerie plaatsvindt, komt onmiddellijk bij hem
de vraag op: ook wanneer je iets vervangt terwijl de school nog niet via
artikel 74 het recht daarop heeft? Vergoedt het rijk dan ook, of vergoedt
het rijk pas wanneer het recht op vervanging er is en in dit geval bijvoor
beeld pas wanneer de 15 jaar om zijn?
Wethouder Prince dankt het raadslid voor zijn uitleg inzake artikel 74.
Het krediet dat gevraagd gaat worden voor zaken die nog niet op het school-
beheerplan staan, moet niet zozeer gezien worden als afzonderlijke bedra
gen maar meer in het geheel. Als zodanig zal er enige verrichting plaats
moeten vinden, maar hij denkt niet dat dit problemen op zal leveren, omdat
het voorstel is opgesteld in nauw overleg met de Vereniging voor Nederland
se Gemeenten.
Raadslid Van de Kreeke merkt op, dat er een pot is waaruit geput kan wor
den, maar er wordt pas geld in die pot gestort wanneer er op grond van ar
tikel 74 Londo-normen een verjaringstermijn is. Pas dan worden er weer
gelden gestort voor artikelen, die de verjaringstermijn hebben ondergaan.
Als er vóór die tijd dus iets uit de pot wordt gehaald dan betreft het
geld, dat nog niet gestort is voor die vervanging. Hij vraagt of hij dat
goed ziet.
De voorzitter antwoordt, dat het niet precies zo werkt. Er vloeien regel
matig gelden in die pot en er worden zaken soms ook niet vervangen, omdat
ze nog niet aan vervanging toe zijn. Daardoor zijn er altijd reserves in
de pot aanwezig en daardoor kan men het zich permitteren om eerdere zaken
- zo lang ze maar niet van geweldige omvang zijn - daaruit te financieren,
zonder dat het renteconsequenties heeft.
Raadslid Van de Kreeke heeft dit natuurlijk niet voor niets even ter spra
ke gebracht. Hij is bang dat er een precedentwerking van uitgaat. Eigenlijk
is toe nu toe steeds gezegd, dat iets voor vergoeding in aanmerking komt
als de verjaringstermijn om is.
De voorzitter antwoordt, dat het niet op declaratiebasis gaat. Was dat wel
het geval, dan zou het raadslid gelijk hebben, maar het zijn reserveringen
die gedaan worden en die op dit moment voldoende zijn om dit soort zaken
uit te financieren. En omdat er zaken naar achter of naar voren schuiven,
is dit een flexibele zaak.
Raadslid Van de Kreeke zal dit in de commissie nog wel eens bespreken, om-
dat hij denkt dat beiden hetzelfde zeggen. De voorzitter zegt, dat er geld
voor is. Dat weet hij ook wel, maar niet hiervoor, dat komt pas in 1995.
De voorzitter antwoordt, dat er niemand is die daarnaar kijkt. Dat is het