-31-
Om het dragen van de hondepenning verplicht te stellen dient de APV te wor
den aangepast.
Voorgesteld wordt om een nieuw artikel 2.4.18a in te voegen met de volgende
tekst
Draagplicht hondepenning
De rechthebbende op een hond is verplicht ervoor te zorgen dat de hond op
de openbare weg op duidelijk zichtbare wijze aan de hals de penning draagt
die voor die hond op grond van de "Verordening op de heffing en invordering
van een belasting op honden" van gemeentewege is verstrekt.
Aanpassing artikel 2.4.18 van de APV
Vanwege het feit dat uw raad heeft besloten dat honden hun behoefte uitslui
tend mogen doen in de straatgoot, dient het artikel 2.4.18 van de APV te
worden aangepast.
Artikel 2.4.18. luidt op dit moment:
1. De houder of verzorger van een hond alsmede hij die een hond onder zijn
hoede heeft, is verplicht er voor te zorgen dat die hond zich niet van
uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat is bestemd of mede is bestemd voor het
verkeer van voetgangers;
b. op het terrein van een ander zonder toestemming van de rechthebbende
op dat terrein;
c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig inge
richte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
d. op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats.
2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde
gebod wordt opgeheven, indien hij die zorg heeft voor een hond danwel
hij die een hond onder zijn hoede heeft, er zorg voor draagt dat de uit
werpselen onmiddellijk worden verwijderd.
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid is eenieder die
een hond bij zich heeft verplicht, op nader door burgemeester en wethou
ders aan te wijzen wegen en/of terreinen en/of gebied, een door burge
meester en wethouders aangewezen hulpmiddel ter onmiddellijke verwijde
ring van eventueel van die hond afkomstige uitwerpselen bij zich hebben.
Volgens artikel 1.1. (begripsbepalingen) van de APV wordt onder het begrip
"weg" het volgende verstaan:
1. alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden
daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen
of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende
en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
2. de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke
pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en an
dere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen,
passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik
zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen,
trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen
gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar
burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
Om te voorkomen dat allerlei groenstroken e.d. worden gebruikt als plaats
waar honden hun behoefte doen, dient het eerste lid, onder A van artikel
2.4.18 als volgt te worden gewijzigd:
a. op de weg, uitgezonderd in de straatgoot.