I 2. Indien het ontslag ingaat binnen 12 maanden na afloop van perioden waarin de belanghebbende ten gevolge van arbeidsongeschiktheid verhinderd was werkzaamheden te verrichten of werkzaamheden heeft verricht als bedoeld in artikel 5 van de Werkloosheidswet en hij de hoedanigheid van werknemer heeft herkregen, wordt de in het eerste lid, onder a, bedoelde periode van 12 maanden verlengd met de duur van de perioden van de bedoelde verhindering. 3. De in een week verrichte werkzaamheden worden slechts in aanmerking genomen, voor zover zij betrekking hebben op de dienstbetrekking waaruit de belanghebbende is ontslagen en op een of meer dienstbetrekkingen waarvoor eerstgenoemde dienstbetrekking in de plaats is gekomen en voor zover deze niet reeds eerder in aanmerking zijn genomen voor een recht op uitkering. 4. Met weken, bedoeld in de voorgaande leden, worden gelijkgesteld weken, waarover de belanghebbende zonder te werken loon heeft ontvangen. 5. De regels die gesteld zijn krachtens artikel 17, vierde en vijfde lid, van de Werkloosheidswet, zijn van overeenkomstige toepassing. 6. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat, wanneer niet aan de verplichting bedoeld in artikel 19, tweede of derde lid, is voldaan, het recht op uitkering ingaat met de dag waarop de in schrijving bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie van zijn woonplaats heeft plaatsgehad. 7. Geen recht op uitkering bestaat: a. indien de belanghebbende ter zake van het ontslag recht heeft op pen sioen b. indien de belanghebbende op de dag van het ontslag de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; c. indien het ontslag aan eigen schuld of toedoen is te wijten; d. indien het ontslag naar het oordeel van burgemeester en wethouders ge acht moet worden niet te leiden tot onvrijwillige werkloosheid; e. voor de belanghebbende, die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft be reikt, aan wie schriftelijk is medegedeeld, dat men hem eervol ontslag zal worden verleend en die na die mededeling een hem aangeboden betrek king, welke mede in verband met zijn persoonlijkheid en zijn omstandig heden voor hem passend is te achten, heeft geweigerd te aanvaarden. 8. Burgemeester en wethouders beslissen over de toekenning van uitkering op schriftelijke aanvraag door de belanghebbende. De stukken die burgemeester en wethouders nodig achten voor de behandeling van de aanvraag dienen door of vanwege de belanghebbende te worden overgelegd. Artikel 5 1. Het opschrift boven artikel 5 komt als volgt te luiden: duur van de uitkering. 2. Artikel 5 wordt vervangen door: Artikel 5 1. De uitkeringsduur is 6 maanden, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat. 2. Indien de belanghebbende: a. in de periode van 5 jaar onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ten minste gedurende 3 jaar als werknemer als bedoeld in artikel 3 van de Werkloosheidswet en in dienstbetrekking van 8 of meer uren per week werkzaam is geweest of b. onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1989, 28); wordt de duur van de uitkering verlengd met: 3 maanden bij een arbeidsverleden van ten minste 5 jaar; 0,5 jaar bij een arbeidsverleden van ten minste 10 jaar;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 72