-4- Artikel 4.3..2.1 Vergunningplicht. 1. Het is verboden een inrichting die door middel van een werk afvalwater of afvalstoffen op de riolering kan lozen of loost zonder een daartoe verleende vergunning van burgemeester en wethouders: a. op te richten of in werking te hebben; b. uit te breiden of te wijzigen voor zover dit kan leiden tot een wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheden van het te lozen afvalwater of de te lozen afvalstoffen, dan wel tot een wijziging van de tijdsduur van de lozingen. 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor inrichtingen die behoren tot een door burgemeester en wethouders aangewezen categorie, waarvoor door burgemeester en wethouders nadere regels zijn gesteld. Van het oprichten, het in werking hebben of het uitbreiden dan wel wijzigen geeft degene die de inrichting drijft kennis volgens de regels van artikel 4.3.2.2. 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor inrichtingen waarvan de lozing uitsluitend bestaat uit met huishoudelijk afvalwater overeenkom end bedrijfsafvalwater 4. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor inrichtingen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Subparagraaf 2.2 Lozen overeenkomstig nadere regels na kennisgeving. Artikel 4.3.2.2 Kennisgevingsplicht. 1. Degene die voornemens is een inrichting op te richten, behorende tot een door burgemeester en wethouders krachtens artikel 4.3.2.1, tweede lid, aangewezen categorie, moet hiervan 8 weken voor het oprichten aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennisgeven met inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent bepaald is. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het uitbreiden of wijzigen van een inrichting behorende tot een door burgemeester en wethouders krachtens artikel 4.3.2.1, tweede lid aangegeven categorie voor zover dit kan leiden tot een wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het te lozen afvalwater of te lozen afvalstoffen, dan wel een wijziging van de tijdsduur van de lozing. 3. Een kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt onderte kend en ingediend door degene die de inrichting drijft of door degene die voornemens is de inrichting te drijven. 4. Kennisgevingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden schrifte lijk ingediend in 2-voud en bevatten in elk geval: a. naam en adres van degene die de inrichting drijft of voornemens is de inrichting te drijven; b. een opgave van de wijze van lozen waaronder een nauwkeurige opgave van de hemel- en afvalwaterstromen binnen de inrichting alsmede een nauwkeurige karakterisering van het te lozen afvalwater of de te lozen afvalstoffen naar samenstelling, eigenschappen en hoeveelheden; c. de maatregelen die zijn of zullen worden getroffen om de belasting van het milieu die de lozing kan veroorzaken, te voorkomen of te beperken. 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de inhoud van de kennisgeving en de daarbij over te leggen bescheiden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 75