-5- 6. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor inrichtingen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren Artikel 4.3.2.3 Nadere regels en voorschriften. 1. Voor inrichtingen waarvoor de kennisgevingsplicht als bedoeld in artikel 4.3.2.2, eerste en tweede lid van toepassing is, gelden de nadere regels opgenomen in het besluit van burgemeester en wethouders, krachtens artikel 4.3.2.1, tweede lid. 2. Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot inrichtingen als bedoeld in het eerste lid, voorschriften opleggen ter uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften. 3. Burgemeester en wethouders kunnen een lozing vanuit een inrichting, als bedoeld in het eerste lid, verbieden indien voorschriften redelijkerwij ze de uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften niet kunnen waarborgen. Artikel 4.3.2.4 Verbodsbepalingen. Het is degene bedoeld in artikel 4.3.2.2, eerste en tweede lid, verboden een inrichting die door middel van een werk afvalwater of afvalstoffen op de riolering kan lozen of loost op te richten, in werking te hebben of uit te breiden of te wijzigen, voor zover dit kan leiden tot een wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het te lozen afvalwater of de te lozen afvalstoffen, dan wel een wijziging van de tijdsduur van de lozing: a. zonder de kennisgeving gedaan op grond van artikel 4.3.2.2; b. in afwijking van de bij de kennisgeving verstrekte gegevens; c. in strijd met de nadere regels die krachtens artikel 4.3.2.3, eerste lid, van toepassing zijn; d. in strijd met de voorschriften die burgemeester en wethouders krachtens artikel 4.3.2.3, tweede lid, hebben opgelegd. Subparagraaf 2.3 Overige bepalingen ter uitvoering van de door de waterbe heerder aan de gemeente gegeven voorschriften. Artikel 4.3.2.5 Vangnetbepaling. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.3.1.2 tot en met 4.3.2.4 is het verboden op de riolering op enigerlei wijze afvalwater te lozen dat, of afvalstoffen te lozen die door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid: a. gevaar, schade of hinder kunnen opleveren voor de rioolwaterzuiverings installatie of enig ander werk dat de waterbeheerder in beheer heeft en waarop de riolering is aangesloten of voor de goede werking daarvan; b. schadelijk of verontreinigend kunnen zijn voor het ontvangende opper vlaktewater. Paragraaf 3 Bepalingen ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan. Artikel 4.3.3.1 Algemene regels. 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.3.1.2 tot en met 4.3.2.5 is het verboden op de riolering op enigerlei wijze afvalwater te lozen of afvalstoffen te lozen die door samenstelling, eigenschappen of hoeveel heid: a. gevaar, schade of hinder kan (kunnen) opleveren voor de riolering, dan wel de goede werking daarvan, of voor de daarop aangeslotenen;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 76