-6- b. een nadelige invloed kan (kunnen) hebben op de verwerking van het uit het riool te verwijderen slib. 2. Het is in het bijzonder verboden op de riolering afvalwater of afval stoffen te lozen: a. met een temperatuur van meer dan 30°C; b. met een zuurgraad, uitgedrukt in waterstofionenexponent (pH) lager dan 6,5 of hoger dan 10,0, alsmede zuren en basen die niet in water zijn opgelost; c. met een sulfaatconcentratie van meer dan 300 mg per liter; d. dat (die) verstopping of beschadiging van de riolering of daarmee verbonden installaties kan (kunnen) veroorzaken; e. dat (die) worden versneden door middel van versnijdende apparatuur, tenzij het stoffen betreft die ook zonder te zijn versneden geloosd mogen worden; f. dat (die) brand- of explosiegevaar kan (kunnen) veroorzaken; g. dat (die) stankoverlast kan (kunnen) veroorzaken; h. dat (die) voorafgaande aan de lozing door een beerput, rottingsput of septictank is (zijn) geleid. 3. Het is verboden op een regenwaterriool op enigerlei wijze ander afvalwa ter te lozen dan niet-verontreinigd hemelwater. 4. Ten behoeve van controle op lozingen dienen een of meer doelmatige controlevoorzieningen te zijn aangebracht. 5. Het in het tweede lid, sub a tot en met c en vierde lid bepaalde geldt niet voor het lozen van afvalwater of afvalstoffen in het kader van het normale huishoudelijke gebruik dat van een woonruimte wordt gemaakt. 6. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften opleggen ter bescherming van de kwaliteit van het rioolslib, van de riolering, en de goede werking daarvan. 7. Het is verboden afvalwater of afvalstoffen op de riolering te lozen in strijd met de voorschriften als bedoeld in het zesde lid. Paragraaf 4 Algemene bepalingen betreffende ontheffing, vergunning en voorschriften. Artikel 4.3.4.1 Aanvraag vergunning of ontheffing. Een aanvraag om vergunning of ontheffing kan mondeling worden ingediend, indien in verband met het spoedeisende karakter van de zaak, het schrifte lijk indienen hiervan niet kan worden gevergd. Artikel 4.3.4.2 Advisering van de waterbeheerder over de vergunningaan vraag. 1. Tenzij burgemeester en wethouders reeds bij een eerste beoordeling van de aanvraag menen dat de vergunning behoort te worden geweigerd, stellen zijonder overlegging van de aanvraag en de daarop betrekking hebbende bescheiden, de waterbeheerder in de gelegenheid hen van advies te dienen omtrent de aanvraag. 2. Indien met het oog op het geheel of gedeeltelijk inwilligen van de aanvraag een wijziging of aanvulling van de aan de gemeente gegeven voorschriften voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten noodzakelijk is, dienen burgemeester en wethouders binnen 4 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen, een daartoe strekkend verzoek schriftelijk in bij de waterbeheerder. 3. Van de indiening als bedoeld in het tweede lid geven burgemeester en wethouders kennis aan de aanvrager van de vergunning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 77