gemeente teteringen
De raad der gemeente Teteringen;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 januari 1994;
gelet op artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
BESLUIT:
vast te stellen een verordening, houdende de voorwaarden waaronder de
gemeente medewerking zal verlenen aan het in exploitatie brengen van
gronden (exploitatieverordening)
PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1Begripsbepaling
1. Deze verordening verstaat onder:
a. het in exploitatie brengen van grond: het door of met medewerking
van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor
de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken geschikt of
beter geschikt worden voor bebouwing dan wel anderszins in een
voordeliger positie komen te verkeren.
b. exploitatiegebied: een als zodanig aangewezen gebied, waarbinnen de
onroerende zaken zijn gelegen die in aanmerking komen om op de wijze
als onder het eerste lid onder a. bedoeld in exploitatie te worden
gebracht
c. exploitant: de eigenaar of rechthebbende van een in het exploitatie
gebied gelegen onroerende zaak welke als gevolg van het door of met
medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar
nut, geschikt of beter geschikt wordt voor bebouwing dan wel anders
zins in een voordeliger positie komt te verkeren.
2. De gemeenteraad kan gebieden aanwijzen die als exploitatiegebied zullen
gelden.
Artikel 2. Voorzieningen van openbaar nut
Tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut waardoor onroerende
zaken geschikt of beter geschikt worden voor bebouwing dan wel anderszins
in een voordeliger positie komen te verkeren, worden gerekend:
1. De aanleg binnen een exploitatiegebied van de hieronder vermelde werken:
a. het dempen van sloten en het verrichten van grondwerken met inbegrip
van het egaliseren, ophogen en afgraven;
b. riolering, met inbegrip van bijbehorende werken;
c. wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpa
den, waterpartijen, watergangen, bruggen tunnels en andere recht
streeks met de aanleg van deze voorzieningen en kunstwerken verband
houdende werken;
d. plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de
aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden
alsmede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit
een juiste uitvoering van een verzorgd bestemmingsplan;
e. openbare verlichting en brandkranen met de nodige aansluitingen;
f. het verrichten van bodemonderzoek en -sanering, voorzover de daarmee
verband houdende kosten niet op andere wijze kunnen worden verhaald;
g. het treffen van milieutechnisch noodzakelijke maatregelen en voor
zieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan;
h. alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een doeltref
fende aanleg van voorzieningen van openbaar nut.
2. De aanleg van de onder 1. vermelde werken buiten het exploitatiegebied
voor zover deze werken direct dan wel indirect profijt opleveren voor de
binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken.
ruimtord.rOl