a. wanneer niemand bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid
verkrijgt, wordt overgegaan tot een tweede stemming welke niet
geldt als herstemming;
b. is ook bij deze stemming geen volstrekte meerderheid verkregen,
dan heeft een herstemming plaats over de twee personen die bij de
tweede stemming de meeste stemmen verkregen;
c. indien door gelijkheid van stemmen niet is uitgemaakt tot wie de
herstemming zal worden beperkt, zal een tussenstemming plaatsheb
ben teneinde te bepalen wie van de personen met een gelijk aantal
stemmen in de herstemming zal zijn begrepen; blijft bij deze
tussenstemming het aantal stemmen gelijk, dan beslist het lot wie
in herstemming zal komen;
d. ingeval bij herstemming de stemmen staken, beslist ingevolge
artikel 31 van de Gemeentewet terstond het lot.
3. Ingeval in verband met het bepaalde in het eerste lid en het tweede
lid, sub c en d, loting moet plaatsvinden, worden de namen van hen
tussen wie dit geschieden moet door de voorzitter op niet van elkaar
te onderscheiden briefjes geschreven.
Deze briefjes worden door de secretaris op gelijke wijze in vieren
gevouwen en door hem in de stembokaal gedaan en geschud. Daarna wordt
er door de voorzitter e~m der briefjes uitgenomen. Hij, wiens naam op
dat briefje staat, is benoemd, voorgedragen of aanbevolen. De voorzit
ter doet daarvan mededeling.
Artikel 23 Uitslag stemming over personen
1. Na iedere stemming stelt de voorzitter vast welk besluit er op grond
van de gehouden stemming tot stand gekomen is, dan wel of een nieuwe
stemming moet worden gehouden of tot loting moet worden overgegaan.
2. De stembriefjes worden dadelijk nadat de uitslag van de stemming is
bekend gemaakt vernietigd.
HOOFDSTUK IV
Rechten van leden
Artikel 24 Amendementen
1. Ieder lid kan tijdens de beraadslaging over een aan de orde zijnde
onderwerp een amendement dan wel een subamendement indienen, dat op
dat onderwerp betrekking heeft.
2. Onder een amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van de
tekst van een aan de raad ter vaststelling voorgelegd ontwerp-besluit
en onder een subamendement een voorstel tot wijziging van de tekst van
een reeds ingediend amendement.
3. Een amendement en een subamendement moeten, met verwijzing naar dit
artikel, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Zij moeten
zodanig zijn geredigeerd dat de tekst geschikt is om in het ontwerp
besluit te worden opgenomen.
4. Een amendement en een subamendement kunnen slechts in de beraadslaging
betrokken worden, indien zij door ten minste drie andere leden zijn
mede-ondertekend
5. Degene die een amendement of een subamendement heeft ingediend, krijgt
desgevraagd van de voorzitter gelegenheid om daarop een beknopte toe
lichting te geven.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 14, lid 1, kan de voorzitter
aan de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp een instan
tie toevoegen, voor zover zulks naar zijn oordeel voor de behandeling
van een amendement of subamendement nodig is.