-lO-
ten aanzien van de monumentale kerktoren. Het is bekend, dat er nogal
wat mankementen aan zijn en het zou goed zijn om daar wat deskundig
heid op los te laten om officieel vast te stellen, wat er aan gedaan
moet worden en daarnaast verzoekt hij om dat dan ook snel te doen,
want zowel de toren als de kerk hebben volgens spreker vast erg veel
te lijden onder eventueel uitstel.
De voorzitter dankt de fracties voor de uitgesproken complimenten over
de brief van het college aan G.S. inzake het voorontwerp-Uitwerkings
plan Streekplan Noord-Brabant. Toen de interviewer van Omroep Brabant
hem vroeg, waarom het college toch van die onparlementaire bewoordin
gen had gebruikt, heeft hij geantwoord, dat men bij de provincie niet
blijkt te luisteren naar normale woorden en kennelijk wordt er wel
geluisterd naar anderen, die op wat agressiever wijze hun boodschap
brengen. Daarvan zijn nog al wat voorbeelden te noemen, vandaar de
agressievere benadering door het college, in de hoop dat dit nu
eindelijk eens wat beter doordringt. Jammer genoeg is het antwoord van
spreker niet in het interview opgenomen, daarom doet hij het in deze
vergadering nog maar eens over. Overigens zijn het nog steeds argumen
ten, die gebruikt zijn, alleen de toonzetting verschilt van de tot nu
toe gebruikelijke.
Wat betreft het verzoek van De Dorpsgemeenschap om met Breda een zo
goed mogelijke verstandhouding na te streven, en vooruitlopend op het
antwoord van deze fractie aan het CDA wat men zich daarbij moet
voorstellen, zegt spreker al vast, dat er een afspraak is gemaakt
tussen de colleges van Teteringen en Breda, dat er - binnen nu en 14
dagen - een eerste oriënterend gesprek zal plaatsvinden. Maar, zo
formuleert hijdit gesprek zal niet getuigen van een onderdanige
houding in de zin van: hoe had u het gehad willen hebben? Nee, de
dingen zoals Teteringen die geregeld wil zien, zullen met een zeker
zelfbewustzijn aan de orde gesteld worden en daarnaast ook zaken,
waarvan Teteringen zegt: zó kunnen die niet gaan. Hierbij doelt
spreker met name op de Stadsregiovisie, die De Dorpsgemeenschap
aanhaalt. Daarover moet het gemeentebestuur niet al te veel compro
missen sluiten, want dan zou het verhaal van de ene vinger en de hele
hand - en misschien wel de hele arm - wellicht erg snel opgaan. En
daarvoor moet in dit stadium toch worden opgepast.
Tot raadslid Adriaansen zegt hij, dat er volgende week in Aller-Lei
een nog beter artikel zal verschijnen dan nu reeds in De Stem stond,
zodat hij dan nog beter geïnformeerd zal zijn.
In de toezendbrief stond weliswaar, dat bezwaren pas kunnen worden
ingediend wanneer het ontwerp-Uitwerkingsplan gereed is, maar toch
heeft het college gemeend alvast het nodige te moeten ventileren. En
mocht dit dan bestuurlijke ongehoorzaamheid genoemd worden: het zij
zo. Daarom heeft men dit ook als college gedaan en ook op een tijd
stip, dat op provinciaal niveau nog verder over deze plannen gepraat
moet worden. Dit is immers een voorontwerp; het ontwerp komt volgens
zijn informatie in september, en dan is de raad aan zet en zal dan een
finale reactie gaan geven. Het college is dan niet meer aan zet; het
zal natuurlijk aan de raad een voorzet geven, maar dan zal het hoogste
orgaan van de gemeente daarover een uitspraak doen. Inmiddels is er
een afspraak, zegt hij tot raadslid Adriaansen, dat de acht betrokken
portefeuillehouders Ruimtelijke Ordening van de Stadsregio onder
leiding van het Stadsgewest bijeen zullen komen, binnen veertien
dagen, om te bekijken wat er aan gezamenlijke reacties is binnengeko
men en dan zal ook blijken dat de gemeenten Oosterhout en Etten-Leur
in regionaal verband best bereid zijn een stuk van het ruimtegebrek in
de Stadsregio voor hun rekening te nemen. Dat is in de krant gepubli
ceerd en spreker vindt dit een blijk van zeer goed stadsregionaal
denken. Want als alle gemeenten alleen maar blijven denken binnen
gemeentegrenzen of gecorrigeerde gemeentegrenzen na herindeling, dat
is het in dit land toch wel moeilijk om op verantwoorde wijze nog
ruimte te vinden voor huisvesting - wat ook een taakstelling is
overigens - en dan moet die huisvesting toch plaatsvinden op plaatsen
waar nog het meeste ruimte is en waar dit op de meest verantwoorde
wijze kan geschieden. En wanneer daar financiële consequenties aan
vastzitten, dan moet er in de gemeenten onderling gezocht worden naar
een bepaalde compensatie daarvoor. Want het gaat niet aan om maar
woningbouw te gaan plegen binnen gemeenten, of na herindeling, op
kwetsbare plaatsen, enkel alleen vanwege de macht van het getal van