-11- het aantal inwoners, hetgeen dan ook weer een zekere macht zou verte genwoordigen. Dan zou men weer verkeerd bezig zijn. Tot raadslid Joosen zegt spreker, dat de taakverdeling binnen de portefeuilles zeer stringent wordt aangehouden. Bovendien is er een pleidooi gehouden om bij bepaalde onderwerpen zoveel mogelijk ook de financiën integraal te betrekken, als dat in een bepaalde commissie naar voren komt. En het college houdt zich daar dan ook aan. Alle commissieleden krijgen de agenda van een bepaalde vergadering, dus men kan op de hoogte zijn van te behandelen onderwerpen. Commissieleden kunnen ook inzage hebben in de stukken die in een bepaalde commissie worden behandeld en raadsleden kunnen ook het woord krijgen in commis sievergaderingen, ook al hebben zij in die commissie geen zitting. Bovendien vindt spreker dat discussies over de kosten van de voorzie ningen voor La Crique op dit ogenblik niet aan de orde zijn. Het college is met La Crique in gesprek en tracht daarvoor goede oplossin gen te vinden. En wanneer die gevonden zijn, zal het college wellicht voor een krediet naar de raad komen en ook de overweging, dat de kosten door eigen werkzaamheid wellicht kunnen worden gedrukt, is in het overleg aangekaart. Het verhaal over het betalen door de bejaarden is iets uit het verleden, en spreker wil hier op dit moment niet op ingaan. Ook deze kwestie is via afspraken op een andere manier gere geld. En wanneer het raadslid een met de burgemeester te maken af spraak wil aanhalen in een openbare raadsvergadering, dan is dat zijn zaak. De voorzitter heeft zijn eigen agenda en zijn eigen leven en hij maakt afspraken op het moment dat dit hem uitkomt. En dat zal zo blijven. Wat betreft de problematiek rond de kerktoren, waarvoor raadslid Van der Veeken liefst met spoed een oplossing zou willen zien, kan hij meedelen, dat aan de medewerkers de opdracht is gegeven om op korte termijn hiernaar een onderzoek in te stellen. Ook hijzelf is geschrok ken van deze situatie en inderdaad dient hier met spoed en deskundig naar gekeken te worden, opdat niet hetgeen bij wijze van aprilgrap werd geschreven, werkelijkheid zou worden. In de tweede termijn zegt raadslid Van Casteren verheugd te zijn met de toezegging van het college om op korte termijn in gesprek te komen met de gemeente Breda. Maar onbespreekbaarheid van zaken houdt op bij het verdwijnen van de gemeente Teteringen. De factor 'tijd' eist realiteitszin en niet een eisenpakket. De invulling van de ruimte tussen Teteringen en Breda moet voor zijn fractie zodanig zijn, dat voldaan wordt aan voorwaarden voor behoud van eigen identiteit van Teteringen. Hij schat in, dat ook in Breda verstandige mensen in het bestuur vertegenwoordigd zijn. Men is er niet bij gebaat om wijken te bouwen, waar de problemen al bij het ontwerpen zijn ingebakken. Deze houding van zijn fractie betekent niet, dat Teteringen zich moet aanbieden als onderdanig; men moet met verstandelijke argumenten kunnen komen, die kunnen leiden tot een evenwichtige inrichting van de ruimte, die zijn fractie lief is. Helaas woont men in een land, waar de ruimte zeer beperkt is en dat betekent voor iedereen: inschikken en slikken. Raadslid Adriaansen reageert op hetgeen de vorige spreker heeft gezegd; dat blijft nog wat vaag. Ook het CDA heeft, met andere frac ties, gesteld dat in ieder geval in de Vuchtpolder geen grootschalige bouwlokatie kan komen. Dat was en is nog steeds het standpunt van het CDA, maar ook van Dorpsgemeenschap en andere fracties. Maar hem be kruipt een gevoel van 'vaagheid' bij het betoog van De Dorpsgemeen schap en hijzelf wil duidelijkheid, in die zin, dat in de richting van het college van Breda eensgezind moet worden gesteld, dat een groot schalige bouwlokatie in de Vuchtpolder, en een weg, onbespreekbaar zijn. Raadslid Van Casteren wil een gevleugelde kreet aanhalen van een admiraal, die heeft gezegd: "Ik val aan, volg mij". Het gemeentebe stuur kan natuurlijk zeggen: over ons lijk, maar het is een kwestie van een aantal jaren wachten en dan gebeurt er iets wat Teteringen evenmin wil, maar waaraan men dan niets meer kan doen. Daarom vindt hij het te boud om te zeggen: tot zo ver en niet verder. Hij denkt dat daarmee een situatie wordt bereikt, dat er later dingen gebeuren waarover men dan niets meer te zeggen heeft. Raadslid Adriaansen interrumpeert. Het gaat om de positie van Teterin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 11