-9-
Het zit het college niet mee, maar moet er daarom doorgedramd worden
om een beetje gelijk te krijgen?
CDA en Dorpsgemeenschap vinden de plannen prachtig en trekken zich
niets aan van alle bezwaren. Wie baas is, regeert. Er over de koop
avond en de zaterdagmiddag wordt gepraat als een kip zonder kop. Zijn
fractie is ervan overtuigd dat bij instelling van eenrichtingsverkeer
in de Hoolstraat een aantal voorzieningen verloren zal gaan. Daarom
zal hij er tot het laatst toe voor strijden, voor de winkeliers en de
inwoners van Teteringen. Zijn fractie doet wat zij beloofd heeft. Hij
denkt met name aan de ouderen; op de fiets, met twee boodschappentas
sen, wie weet waar naar toe om boodschappen te doen, hij ziet het al
voor zich.
En naast andere instanties heeft ook de PPC gezegd, dat ernstige
schade zal worden toegebracht bij eenrichtingsverkeer. En het ministe
rie van Economische Zaken heeft gezegd, dat het voor de middenstand
niet haalbaar is en ernstige gevolgen zal hebben.
De Dorpsgemeenschap vindt, dat de winkeliers het slecht doen, maar
deze mensen hebben er toch maar voor gezorgd, dat er hier in Teterin
gen, met die kleine omzetten, een behoorlijk voorzieningenpakket
bestaat. En zo denken alle genoemde instanties er eveneens over en men
zwaait de winkeliers lof toe. En het doet hem zeer, dat die mensen
beschouwd worden als een stelletje boerenjongens. Ze hebben van 's
morgens zes tot 's avonds tien uur gewerkt om de voorzieningen in
stand te houden, ondanks alle tegenslagen. Hij weet: als je te grote
investeringen doet, dan kun je daaraan kapot gaan, en dat risico
durven de meesten niet aan, want je kunt alles kwijtraken waarvoor je
zo hard hebt gevochten. En om aan te boksen tegen een prima overdekt
winkelcentrum zoals in de Hoge Vucht komt valt ook zwaar. En wanneer
dan de deskundigen, de planologen, die ervoor hebben gestudeerd,
concluderen dat het zeer slecht is voor de middenstand, dan is hij erg
bang dat de winkeliers zullen wegtrekken uit de Hoolstraat en dat er
dan straks misschien alleen nog maar één bakker overblijft. En in
normale omstandigheden is hij inderdaad, zoals de voorzitter opmerkt,
geen zwartgallig mens, maar hij is ervan overtuigd, dat verschillende
bedrijven ten onder zullen gaan als er eenrichtingverkeer komt in de
Hoolstraat. En wat er eenmaal niet meer is, komt niet meer terug.
En dan nu winkels bij te gaan bouwen, terwijl er niet één gegadigde
voor is, betekent tien jaar met onrendabele winkels blijven zitten,
die de een na de ander failliet zullen gaan. En de Kamer van Koophan
del heeft berekend, dat 2005 vroeg genoeg is om een - eventuele -
tweede supermarkt te vestigen.
Hij hoopt eigenlijk, dat er vanavond geen besluit zal worden genomen
en dat er nog eens heel goed over nagedacht wordt over de gevolgen van
eenrichtingsverkeer. Als alle deskundigen zeggen, dat het zo slecht is
voor de middenstand, welk raadslid zou dan kunnen zeggen, zonder zelf
zakenman te zijn, dat het wel losloopt en dat ze het niet zo goed
hebben gedaan. Hij vindt het, eerlijk gezegd, wel lef hebben om zoiets
in een openbare vergadering te zeggen; hij zou dat niet durven. En hij
is toch niet bang uitgevallen.
Wethouder Verstegen vraagt bij interruptie wat raadslid Joosen bedoelt
met 'een stelletje boerenjongens".
Raadslid Joosen antwoordt, dat als er gezegd wordt dat de middenstand
het zo slecht gedaan heeft, enzovoort, en dat die mensen zo'n veeg uit
de pan krijgen, hij dat opvat als: wat doen die boerenpummels hier
eigenlijk?
Wethouder Verstegen zou het zeer op prijs stellen wanneer het raadslid
zo'n vergelijking niet maakte. Want wat is er tegen 'boerenpummels'?
Raadslid Joosen werpt tegen, dat dat natuurlijk niet letterlijk zo
bedoeld is. Hij heeft dit nu eenmaal gezegd en kan dat niet terugne
men. Maar geen enkele middenstander zal hem dit kwalijk nemen. Zij
zullen eerder blij zijn met een man, die dan misschien niet zo goed is
in moeilijke woorden of engelse termen kan gebruiken, maar die door
iedereen wordt begrepen als hij spreekt. En in de wandelgangen zullen
zij liever zijn woorden horen dan die van Dorpsgemeenschap of CDA.
De voorzitter geeft aan, dat de wethouder zich stoort aan deze verge
lijking en hij zal het op prijs stellen, als raadslid Joosen een
dergelijke vergelijking in de toekomst niet meer zou maken.
N0T60KT.R11