d. een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigen
dommen of onder c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde
belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden
beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a of b bedoeld
eigendom, van een onder c bedoeld gedeelte daarvan of van een onder
d bedoeld samenstel;
Artikel 3 Maatstaf van heffing
1. De maatstaf van heffing is de waarde in het economische verkeer van de
onroerende zaak. De waarde in het economische verkeer wordt bepaald op
de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien
de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen
en de verkrijger de zaak in de staat waarin deze zich bevindt, onmid
dellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
2. De maatstaf van heffing van een onroerende zaak, voor zover die niet
tot woning dient, wordt bepaald op de vervangingswaarde indien dit
leidt tot een hogere waarde dan ingevolge het eerste lid. Bij de
berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:
a. de aard en de bestemming van die zaak;
b. de sedert de stichting van die zaak opgetreden technische en
functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen
in aanmerking wordt genomen.
3. Met betrekking tot een gebouwd eigendom dat tot woning dient en deel
uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (Stb.1989, 252)
aangewezen landgoed, wordt in afwijking in zoverre van het eerste lid,
de heffingsmaatstaf bepaald met inachtneming van een veronderstelde
verplichting om die zaak gedurende 25 jaren als zodanig in stand te
houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van
normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is.
4. Met betrekking tot een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, aanhef
en onderdeel e, wordt de heffingsmaatstaf bepaald op een evenredig deel
van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele onroerende
zaak, bedoeld in artikel 2, onderdeel e.
5. Bij de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden blijft buiten
aanmerking de waardeverhogende invloed van de bouw, daaronder begrepen
verbouwing of verbetering, van een onroerende zaak, zolang die bouw nog
niet is voltooid of geen voltooiingsverklaring is afgegeven, dan wel
zolang die onroerende zaak nog niet is gereedgekomen voor gebruik
overeenkomstig de bestemming die met de bouw wordt beoogd.
6. Indien met betrekking tot een onroerende zaak een gebouwd eigendom
geheel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke afbraak en met
herbouw, een en ander van een zodanige omvang dat naar maatschappelijke
opvatting met die verbouwing de stichting van een geheel nieuw of een
nagenoeg geheel nieuw gebouwd eigendom wordt beoogd, wordt voor de duur
van de verbouwing de waarde van dat gebouwde eigendom buiten aanmerking
gelaten.
7. Indien de bouw, verbouwing of verbetering zover is gevorderd dat een
gedeelte daarvan is gereedgekomen voor gebruik overeenkomstig de
bestemming, is het bepaalde in het vijfde onderscheidenlijk het zesde
lid met betrekking tot dat gedeelte niet van toepassing.
Artikel 4 Vrijstellingen
1. In afwijking van artikel 3 wordt bij het bepalen van de maatstaf van
heffing in elk geval buiten aanmerking gelaten de waarde van:
a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde
cultuurgrond;
b. gebouwde eigendommen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit
de in onderdeel a bedoelde cultuurgrond;