Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders.
8Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet in verband met
inventarisatie en beschrijving van de Teterinqse monumenten.
Raadslid Adriaansen zegt, dat het CDA al eerder gepleit heeft voor het
instandhouden van panden, die weliswaar geen rijksmonument zijn, maar
wel belangrijk voor de identiteit van Teteringen. Hij is verheugd, dat
de monumentencommissie nu een start gaat maken met de inventarisatie
en inspectie van de rijksmonumenten. Hij neemt aan, dat diezelfde
commissie daarna ook de tweede fase gaat doen: de inspectie en inven
tarisatie van de gemeentelijke monumenten, dus bijvoorbeeld de huizen
in de Hoolstraat, maar ook in andere karakteristieke straten in
Teteringen, die de moeite waard zijn om voor de toekomst te behouden.
Daar zit nog iets bijmet inventarisatie en inspectie is men er nog
lang niet; vervolgens zou de stap kunnen worden gemaakt (alhoewel daar
weinig tijd voor is) om in de begroting 1996 de mogelijkheid te
onderzoeken voor een subsidieregeling om ook die panden door goed
onderhoud te bewaren, ook weer als een signaal naar de toekomst toe,
dat deze panden bewaard moeten blijven. Zijn fractie vindt de signaal
werking in de begroting 1996 heel belangrijk. Hij wil deze suggestie
aan het college meegeven.
Wethouder Verstegen vindt het uiteraard zinvol om de Teteringse
monumenten, welke dat ook mogen zijn (want er is geen lijst van) voor
de toekomst te bewaren. Maar een probleem is, dat er thans wordt
gesproken over inventarisatie van de Teteringse monumenten, een stuk
of twintig, die beschreven moeten worden. Vanuit het rijk zijn daar
voor niet voldoende middelen beschikbaar en als er sprake is van
onderhoud van monumenten gaat het meestal om grote bedragen, waarbij
het Rijk zich zeer terughoudend opstelt. Dus het is een loffelijk
streven, maar in de praktijk wat moeilijker uit te voeren. Dat neemt
niet weg, dat bij de begroting 1996, die overigens ook voor de gemeen
te de laatste begroting zal zijn, zou kunnen worden overwogen om deze
kwestie te bezien. Dit zal wel moeilijkheden geven, maar het is wel de
moeite waard.
Raadslid Adriaansen is verheugd met deze min of meer positieve reactie
van het college. Als hij het bij de stukken behorende boek doorleest,
krijgt hij toch de indruk, dat het in dit geval de gemeentelijke,
Bredase monumenten betreft en niet de rijksmonumenten. Daarom zou hij
willen voorstellen om vanuit de monumentencommissie ook de gemeente
lijke Teteringse monumenten op te nemen; dus niet alleen de rijksmonu
menten, want dat sluit volgens spreker dan perfect aan op het Bredase
beleid.
Raadslid Joosen is een andere mening toegedaan. De gemeente Teteringen
heeft zich altijd maar erg weinig aangetrokken van monumenten. Mooie
pandjes bijv. tegenover de Boerenbond zijn zomaar verdwenen, en als
men nu bij Breda komt, terwijl er nooit op gelet is, vindt hij het
hypocriet om dan nu ineens, na 200 jaar waarin men er zich nooit iets
van heeft aangetrokken, de monumenten te gaan verdedigen; dan vindt
hij dat eigenlijk zonde van de tijd.
Wethouder Verstegen vindt de stelling van raadslid Joosen duidelijk,
maar of die ook unaniem gedeeld wordt, is een andere vraag. Wel is het
goed wanneer het college zich beraadt over de vraag of het nu nog
zinvol is om aandacht te vragen voor de Teteringse monumenten. Tot
raadslid Adriaansen zegt hijdat het door Breda opgestelde boek
inderdaad te maken heeft met gemeentelijke monumenten en dus niet met
rijksmonumenten. Het boek heeft erbij gelegen als voorbeeld van de
wijze waarop de rijksmonumenten in Teteringen zullen worden geïnventa
riseerd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders.
NOTJAN.R02