inkomen uit deeltijdarbeid hoger ligt dan het bedrag van de uitkering, eindigt het recht en is
sprake van een situatie als bedoeld in het eerste lid.
Premie voor werkaanvaarding, waarbij de uitkering (deels) doorloopt, wordt enkel toegekend
wanneer sprake is van lichamelijke, psychische en/of sociale belemmeringen. Op dit punt wordt
aangesloten bij het uitkeringsverplichtingenbeleid, waarin in zo'n situatie een (gedeeltelijke)
vrijstelling van de arbeidsverplichting wordt verleend. Met het bepaalde in het derde lid wordt
deze relatie met de uitkeringsverplichtingen gelegd.
Een uitkeringsgerechtigde die start als zelfstandige kan voor premie in aanmerking komen.
Indien hij vooralsnog als zelfstandige op bijstand aangewezen blijft, is niet de hoogte van het
inkomen maar het aantal gewerkte uren bepalend voor de hoogte van de premie: bij deeltijdar
beid als zelfstandige geldt het bepaalde in het derde lid (zie de schakelbepaling in het vijfde
lid).
Als voorwaarde geldt eenzelfde als voor het recht op bijstand als zelfstandige: er moet sprake
zijn van een levensvatbaar bedrijf. Deze voorwaarde is in deze verordening opgenomen om het
risico van doorkruising van het (landelijk geregelde) zelfstandigenbeleid te voorkomen.
Het vijfde lid bevat een schakelbepaling:
- bij deeltijdarbeid (derde lid) en bij arbeid als zelfstandige (vierde lid) geldt ook de 'dageneis'
uit het tweede lid, sub a, indien sprake is van tijdelijk werk;
- bij deeltijdarbeid als zelfstandige geldt bovendien het bepaalde in het derde lid, met betrek
king tot de voorwaarde van ontheffing van de voltijd-arbeidsverplichting.
Artikel 4
In dit artikel is bepaald, dat geen premie zal worden toegekend als de werklozen zijn werkaan
vaarding niet heeft kenbaar gemaakt, met andere woorden: in gevallen van inkomensfraude.
Hoewel dit voor de hand lijkt te liggen is het wenselijk dit uitdrukkelijk in de verordening op te
nemen. Vóór 1 oktober 1994 diende de in het BLN geregelde inkomensvrijlating namelijk ook
gehanteerd te worden bij het vaststellen van een terugvorderingsbedrag, zelfs als die terugvor
dering een gevolg was van inkomensfraude. Met de bepaling in artikel 4 wordt dit voorkomen.
Artikel 5
Voor de hoogte van de premie worden twee differentiaties gehanteerd: de samenstelling van het
huishouden en de aard en omvang van de aanvaarde arbeid. Deze differentiaties zijn geregeld
in het eerste, resp. het tweede lid. Het derde lid betreft een anticumulatiebepaling.
Het is een gegeven dat alleenstaanden bij het aanvaarden van betaalde arbeid op minimum
loonniveau er financieel méér op vooruit gaan dan gezinshoofden. Het is gerechtvaardigd dat
verschil door een hogere premie in zekere mate te compenseren ten gunste van gezinshoofden.
Daarnaast is overwogen dat voor alleenstaanden reeds een grotere prikkel uitgaat van het
inkomensverschil bij arbeidsaanvaarding.
Het stimuleringsbeleid moet erop gericht zijn zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat uitkerings
gerechtigden (weer) duurzaam in het arbeidsproces ingeschakeld raken. Die kans is het grootst
wanneer arbeid voor langere tijd (liefst voor onbepaalde tijd) wordt verworven. Naarmate de
arbeid van kortere duur is, vervult deze in geringere mate een functie ten behoeve van
duurzame (her)inschakeling in het arbeidsproces. Teneinde te bevorderen dat uitkeringsgerech
tigden zich zoveel mogelijk blijven oriënteren op die duurzame (her)inschakeling, is het
wenselijk dat streven financieel aantrekkelijk te maken door een hogere premie in het vooruit
zicht te stellen. Om die reden is de premie voor tijdelijke arbeid en deeltijdarbeid gesteld op
een lager bedrag gesteld dan de premie voor voltijdarbeid resp. 'vast' werk.
Het totaal aan premies, dat binnen een jaar wordt verstrekt, is gebonden aan een maximum.
Vierde lid
Vijfde lid
Eerste lid
Tweede lid
Derde lid
6