Dat maximum is gesteld op het bedrag, dat in artikel 43 Abw maximaal niet als inkomen wordt
aangemerkt 3.240,-, niveau 1995). Een hoger premiebedrag zou immers slechts tot aftrek op
de uitkering leiden, zodat dit hogere deel voor de uitkeringsgerechtigde geen voordeel geeft.
3 Uitbetaling van de premie
Artikel 6
Uitbetaling vindt plaats zonder dat hier een aparte aanvraag door de uitkeringsgerechtigde aan
voorafgaat. Burgemeester stellen ambtshalve het recht op premie vast, nadat informatie is
ontvangen over de werkaanvaarding. Deze vaststelling geschiedt binnen een half jaar nadat de
uitkeringsgerechtigde aan het werk is gegaan.
Voor die termijn is enerzijds aangesloten op de termijn die aan het beëindigingsonderzoek is
verbonden (artikel 3 Regeling administratieve uitvoeringsvoorschiften Abw, loaw en loaz).
Verificatie omtrent de reden van beëindiging (i.e.: de werkaanvaarding) maakt immers deel uit
van dit onderzoek. Gelet op de achterafbetaling van de uitkering dient dit onderzoek in de
meeste gevallen binnen 4 maanden na de beëindigingsdatum uitgevoerd te worden. In principe
kan pas na voltooiing van dit onderzoek het recht op premie vastgesteld worden. Voor deze
vaststelling is uitgegaan van de termijn van 8 weken, die de Algemene wet bestuursrecht
voorschrijft.
Anderzijds is aangesloten op de termijn van uitbetaling. Zie hierna.
Ook bij de wijze van uitbetaling is rekening gehouden met een mogelijk stimulerend effect. Door
de volledige premie ineens uit te betalen bij aanvang van de arbeid, is het risico aanwezig dat
na ontvangst van de premie de arbeid wordt beëindigd. Door de premie in twee termijnen te
betalen kan in dit opzicht een groter stimulerend effect worden bereikt.
Bovendien is in een aantal gevallen slechts achteraf vast te stellen of feitelijk sprake is geweest
van tijdelijk werk, zoals in het geval van ontslag in proeftijd bij een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd.
Als hoofdregel wordt de eerste helft van de premie na een half jaar en de twee helft na een jaar
uitbetaald.
Bij tijdelijke arbeid geldt een voor de hand liggende afwijkende betalingstermijn. De eerste helft
wordt, conform de hoofdregel, uitbetaald na een half jaar. De tweede helft bij beëindiging van
de arbeid (en dus eerder dan na een jaar).
Duurt de arbeid korter dan een half jaar, dan wordt de gehele premie aan het einde van de
arbeidsperiode uitbetaald.
Het vierde lid stelt als voorwaarde aan het te gelde maken van het recht op premie, dat de
belanghebbende onmiddellijk alle gegevens dient te verstrekken, die van belang zijn voor het
recht op premie. Dat impliceert ook wijzigingen van omstandigheden na de datum van werkaan
vaarding (ontslag, verlies of uitbreiding van uren, wijziging van dienstbetrekking etc.).
De betekenis van dit artikel is gelijk aan de inlichtingenverplichting ex artikel 65 Abw.
Het niet verstrekken van inlichtingen kan dus leiden tot het afzien van vaststelling van het recht
op premie resp. het intrekken van een besluit tot vaststelling.
4 Slotbepalingen
Artikel 7
Dit artikel voorziet in een drieledige aanvullingsbevoegdheid voor het bevoegd orgaan. Op deze
wijze is voorziet in flexibilisering van het beleid. Hierdoor kan steeds worden aangesloten bij
maatschappelijke ontwikkelingen, zonder dat tussentijdse aanpassing (aanvulling) van de
verordening noodzakelijk is. Bij de evaluatie van de verordening zal steeds nagegaan worden,
welke beleidsuitgangspunten in de verordening opgenomen dienen te worden.
Eerste lid
Tweede lid
Derde lid
Vierde lid
7