10
Voor de alleenwonende alleenstaande ouder wordt met de toeslag de uitkering gebracht op het
WSF-niveau. Voorwaarde is dat voor de woning die men bewoont woonkosten verschuldigd zijn.
Voor de kostendelende alleenstaande ouder wordt de uitkering begrensd tot het uitkeringsniveau
voor een niet-schoolverlater (10% toeslag). De WSF kent geen aparte norm voor kostendelers (er
wordt uitgegaan van alleenwonenden) en een differentiatie in uitkering voor kostendelende alleen
staande ouders wordt noch rechtvaardig, noch doelmatig geacht. Voor deze zal de uitkering na
verloop van de 'schoolverlaterstermijn' (artikel 6) de hoogte van de uitkering gelijk blijven.
Derde lid
Als een schoolverlater is gehuwd of een gezamenlijke huishouding voert, bestaat recht op de
basisnorm voor een gezin. Als beide partners als schoolverlater zijn aan te merken, wordt de
gezinsuitkering verlaagd tot WSF-niveau. Daarbij wordt uitgegaan van het WSF-normbedrag voor
levensonderhoud, inclusief de partnertoeslag. Dit wordt verhoogd met de kosten van nominale
premie ZFW voor beide partners.
Vierde lid
Ook als een schoolverlater een gezamenlijke huishouding voert met een niet-schoolverlater, wordt de
basisnorm verlaagd, zij het in mindere mate. Het recht wordt beperkt door de situaties van de
partners als het ware 'samen te tellen': voor de een wordt uitgegaan van het recht verminderde
basisnorm) voor een schoolverlater, voor de ander van de basisnorm voor een alleenstaande de
halve gezinsnorm). Dus:
- voor de schoolverlater wordt uitgegaan van een bedrag, berekend naar de norm voor levenson
derhoud, zoals die in de WSF geldt, verhoogd met de voor hem geldende nominale premie ZFW;
daarbij wordt geen rekening gehouden met nominale premies ten behoeve van eventuele
kinderen;
- voor de niet-schoolverlater wordt uitgegaan van een bedrag, berekend naar de norm ex artikel 30,
sub a Abw.
De verlaging bedraagt het verschil tussen de van toepassing zijnde basisnorm ex artikel 30 sub c en
de aldus berekende som.
In de situatie waarin sprake is van een partner, jonger dan 21 jaar, voorziet deze verordening niet in
een verlaging wegens 'schoolverlaten'. In die situatie geldt dus de basisnorm op grond van artikel
29.
De vaststelling van de bijstand op grond van dit artikel laat overigens de verlagingsmogelijkheid op
grond van art. 4 en 5 onverlet (ook in de situatie waarin sprake is van een partner, jonger dan 21
jaar: zie de toelichting op artikel 1 sub c).
5 Slotbepalingen
Artikel 8
Dit artikel voorziet in een tweeledige aanvullingsbevoegdheid voor het bevoegd orgaan.
De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid betreft de beslissing in een situatie, waarvoor deze
verordening geen regels geeft. Deze bevoegdheid laat individualisering op grond van artikel 13 Abw
onverlet. Individualisering is mogelijk in alle situaties, waarin de persoonlijke omstandigheden dit
rechtvaardigen. Artikel 13 Abw ziet daarbij met name toe op een mogelijkheid tot afwijking van
algemene regels. De bevoegdheid op grond van het eerste lid van artikel 8 biedt een mogelijkheid
tot aanvulling op de regels, in een concreet geval.
Van het gebruik van bevoegdheid in een concrete situatie wordt een belangrijke precedentwerking
venvacht. Mede om die reden is in het tweede lid voorzien in een meer algemene aanvullingsbe
voegdheid. Op grond hiervan kunnen burgemeester en wethouder nadere regels stellen met
betrekking tot
- de uitvoering van de bepalingen van de verordening, inclusief de toepassing van het individua-
liseringsbeginsel;
- situaties, waarin de verordening niet voorziet.