gemeente teteringen
De raad van de gemeente Teteringen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 5 december 1995;
gelet op de artikelen 220 tot en met 22Oh van de Gemeentewet
BESLUIT
vast te stellen de volgende verordening tot 2e wijziging van de "Verorde
ning onroerende-zaakbelastingen 1995".
Artikel 1
Artikel 3, derde lid wordt bij inwerkingtreding van de wet "Wijziging van
de Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet" gelezen als volgt:
Met betrekking tot een gebouwd eigendom dat tot woning dient en deel
uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (stb.1989, 252)
aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1 derde lid, onderdeel b,
van die wet bedoelde voorwaarden, wordt in afwijking in zoverre van het
heerste lid, de heffingsmaatstaf bepaald met inachtneming van een veronder
stelde verplichting om die zaak gedurende 25 jaren als zodanig in stand te
houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van
normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is.
Artikel 2
Artikel 4, eerste lid, onderdeel d wordt bij inwerkingtreding van de wet
"Wijziging van de Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet" gelezen als
volgt
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1,
derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering
van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen.
Artikel 3
Artikel 5, tweede lid wordt gelezen als volgt:
Indien een onroerende zaak na de waardepeildatum die behoort bij het
tijdvak waarvoor de waarde is vastgesteld:
a. opgaat in een andere onroerende zaak dan wel in meer onroerende zaken,
of
b. wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of
vernietiging, hetzij verandering van bestemming, welke wijziging een
verandering in de waarde van ten minste 5 percent met een minimum van
25.000,-- ten gevolge heeft dan wel van 250.000,-- of meer of
c. een verandering in waarde ondergaat van ten minste 5 percent met een
minimum van 25.000,-- dan wel van 250.000,-- of meer als gevolg van
een andere specifiek voor de onroerende zaak geldende, bijzondere
omstandigheid, wordt, in afwijking van het eerste lid de waarde bepaald
naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgende
op dat waarin de in de onderdelen a of b bedoelde feiten geheel of ten
dele hun beslag hebben gekregen dan wel de in onderdeel c bedoelde
omstandigheid heeft plaatsgevonden of is gebleken.
OZB.R12