5. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de aanmelding
door degene die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadmini
stratie persoonsgegevens is ingeschreven.
6. De aanmelding eindigt met het doorhalen ervan.
7. Een aanmelding als bedoeld in het eerste lid wordt doorgehaald:
a. op de dag waarop een aanvraag daartoe van degene die de aanmelding
heeft gedaan, dan wel van de man of vrouw die is aangemeld, is
ontvangen
b. op de dag van overlijden van de man of vrouw die is aangemeld dan
wel van degene die de aanmelding heeft gedaan, of
c. op de dag waarop degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel de
man of vrouw die is aangemeld, hetzij in het huwelijk treedt,
hetzij partij is bij een volgende aanmelding.
8. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat,
bevestiging vragen of nog aan de voorwaarden voor aanmelding wordt
voldaan.
Degene die de aanmelding heeft gedaan legt alsdan een schriftelijke
verklaring ter zake over van hem en de aangemelde persoon gezamenlijk,
alsmede een gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt, dat
aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, onder a, op het tijdstip
van die verklaring wordt voldaan. Indien evenwel in de voorgaande
periode het samenlevingscontract een wijziging heeft ondergaan die van
belang kan zijn voor de aanmelding, wordt een afschrift van het
gewijzigde contract overgelegd dan wel een uittreksel daaruit of een
verklaring van een notaris dienaangaande, waaruit blijkt dat nog wordt
voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
9Indien de bevestiging niet binnen zes weken wordt gedaan herhalen
burgemeester en wethouders hun in het achtste lid bedoelde aanvraag.
10. Indien de bevestiging niet binnen drie weken na de herhaalde aanvraag
wordt gegeven, kunnen burgemeester en wethouders op een door hun vast
te stellen datum de aanmelding doorhalen. De bedoelde datum is niet
gelegen voor de datum, waarop de in het achtste lid bedoelde bevesti
ging is gevraagd.
Artikel 3
Artikel 23, tweede lid, komt te luiden:
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien het huwelijk was ge
sloten nadat het aftreden van de echtgenoot was ingegaan, tenzij
a. de echtgenoot ten tijde van het sluiten van het huwelijk recht had
op uitkering ter zake van zijn aftreden als wethouder, of
b. de echtgenoten reeds voor het aftreden met elkaar gehuwd waren
geweest dan wel de nabestaande door de echtgenoot aangemeld was
geweest en mits het huwelijk was gesloten voordat deze de 65-jarige
leeftijd had bereikt.
Artikel 4
Artikel 25 komt te luiden:
1. De man of vrouw met wie een wethouder, gewezen of gepensioneerde
wethouder gehuwd is geweest, heeft na diens overlijden recht op bijzon
der nabestaandenpensioen, mits
a. hij of zij recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien
de wethouder op de dag van het vonnis, waarbij de echtscheiding of
de ontbinding van het huwelijk is uitgesproken, zou zijn overleden,
en
b. de onder a bedoelde dag ligt na 3 0 september 1971 en de echtschei
ding of ontbinding van het huwelijk niet is uitgesproken met
toepassing van het vóór 1 oktober 1971 geldende recht.