2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de
vrouw of man van wie de aanmelding is geëindigd, mits zij of hij recht
op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien de wethouder, de
gewezen of gepensioneerde wethouder op de dag van eindigen van de
aanmelding zou zijn overleden.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetref
fende vrouw of man als gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmel
ding door dezelfde wethouder ter zake van diens overlijden recht op
nabestaandenpensioen verkrijgt.
Artikel 5
Artikel 2 6 komt te luiden:
1. Recht op wezenpensioen hebben:
a. de kinderen van hem die overlijdt als wethouder of als gewezen of
gepensioneerde wethouder, die de leeftijd van eenentwintig jaren
nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn
dan wel niet partij zijn of partij zijn geweest bij een aanmelding,
mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn aftreden is ingegaan
of in de periode waarin hij recht heeft op uitkering ter zake van
het aftreden;
b. de kinderen ten opzichte van welke aan een mannelijke wethouder,
gewezen of gepensioneerde wethouder ten tijde van zijn overlijden
een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van het Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke
akte dergelijke verplichting was erkend, onder dezelfde voorwaarden
als genoemd in onderdeel a, en
c. de kinderen voor welke de wethouder, gewezen of gepensioneerde
wethouder ten tijde van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg
droeg, onder dezelfde voorwaarden als genoemd in onderdeel a, met
dien verstande dat in plaats van het tijdstip van geboorte of
adoptie het tijdstip van aanvang van de pleegouderlijke zorg in
aanmerking wordt genomen.
2. Artikel 23, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van het gestelde onder a van het eerste lid.
3. Onder pleegouderlijke zorg bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt
verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als
was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of
van het genieten van een vergoeding daarvoor
Artikel 6
Artikel 29 a, eerste lid, komt te luiden:
1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over
diensttijd tussen 31 december 1994 en 1 januari 1996.
Artikel 7
Artikel 30, eerste en tweede lid komt te luiden:
1. Het bijzonder nabestaandenpensioen wordt op dezelfde wijze berekend als
het nabestaandenpensioen, met dien verstande dat slechts de diensttijd
meetelt, die gelegen is voor de ontbinding van het huwelijk dan wel
vóór het tijdstip waarop de aanmelding is geëindigd.
2. Indien er recht bestaat op meer dan één bijzonder nabestaandenpensioen
als bedoeld in artikel 25, eerste of tweede lid, vindt het eerste lid
overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat voor de berekening
van het bijzonder nabestaandenpensioen ontleend aan elk huwelijk en
elke aanmelding waaraan een eerder huwelijk dan wel een eerdere aanmel
ding voorafgaat slechts de diensttijd meetelt die samenloopt of geacht
kan worden samen te lopen met de huwelijksduur dan wel de duur van de
aanmelding