in te laten met den invloed, dien civiel regtelijke ver- bindtenissen op geschillen van bestuur, dat is, bij de toepassing van het publiek regt, uitoefenen. Dit systeem is zeker niet in het belang van degenen die het ongeluk hebben in een geschil van bestuur betrokken te worden en zich ter hunner ontlasting op civiel regtelijke ver- bindtenissen kunnen beroepen, want de uitkomst is, dat dezulken, willen zij dit hun regt handhaven, steeds tot een gewoon regtsgeding de toevlugt moeten nemen. Trouwens het is er ver af, dat gedacht systeem bij de administratieve regtspraak steeds wórdt in acht ge nomen er zijn in de verzamelingen die regtsspraak be treffende, tal van beslissingen aan te wijzen, waarbij wel degelijk op civiel regtelijke verbindtenissen wordt gelet doch bij de geschillen gerezen over den onderhoudspligt der toegangswegen tot stations van spoorwegen, schijnt men daarin meer bepaald bezwaar te hebben gezien, immers daar luidt het altijd, het voorschrift van art. 70 der wet van 9 April 1875 is algemeen; hij die zich krach tens eene burgerlijke verbindtenis, op eene uitzondering heeft te beroepen, kan den civielen regter adiëren; en zoo kan men in de evenbedoelde verzamelingen een Koninklijk besluit van 4 Maart 1879 vinden, waarbij op woordelijk dezelfde motieven, als in dat van 22 April daaraanvolgende, op het beklag van de directie der Nederlandsclie Rijnspoorweg-maatschappij, aan de ge meenten Loenen en Loenersloot de verpligting tot onder houd vau toegangswegen werd opgelegd, ofschoon het buiten tegenspraak was dat er tusschen die gemeenten en genoemde maatschappij eene overeenkomst was aange gaan, waarbij deze zich tot den aanleg en het onderhoud van bedoelde wegen had verbonden. Het laat zich dus aanzien, dat de Raad, indien hij verneemt, dat de gemeente door het betwist besluit is bezwaard, om deze tegen de nadeelige gevolgen daar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1879 | | pagina 12