t' van de betrokken gemeente is geworden. Trouwens de Regering heeft dit met zoo vele woorden erkend bij een ander Koninklijk besluit van 4 Maart 1879, mede te vin den in de verzameling van beslissingen in geschillen van bestuur van het loopend jaar bl. 98. Ook daar was er geschil tusschen de Directie van den Nederlandschen centraal spoorweg en de gemeente Amersfoortover de verpligting tot onderhoud van een gedeelte van den toegangsweg uit de kom dier gemeente naar het station van genoemden spoorweg, en bij het bedoelde besluit werd uitgemaakt, dat dat gedeelte niet in den legger der toegangswegen moest worden opgenomen, omdat het was bebouwd, derhalve behoorde tot de kom dier gemeente, met andere woorden was eene straat. En wordt deze leer nu ook ten deze in toepassing gebragt, dan is'het niet gewaagd te zeggen, vooreerst, dat de weg alhier in geschil, in 1875, bezwaarlijk een eigenlijke toegangsweg kon genoemd worden, omdat tengevolge van de ont manteling der voormalige vesting, onderscheidene straten en wegen op de geslechte terreinen bestonden of in aan leg waren, die eene veel kortere gemeenschap met het midden der stad opleverden;maar ten andere en vooral, omdat de Staat, door het verkoopen van dat gedeelte dier terreinen, dat tusschen de voormalige kom der gemeente en den kwestieusen stationsweg is gelegen en dezen ten zuiden begrenst, als bouwplaatsen, dien weg tot eene straat heeft gemaakt en hem als zoodanig aan de kom der gemeente heeft geannexeerd, gelijk hij werkelijk reeds in dit oogenblik met huizen is bezet. En dat ook deze bedenking niet uit de lucht is gegrepen, moge blijken uit de memorie van toelichting, onder geleide van welke het ont werp der overeenkomst van 9 Junij 1874 op den 25ste Au gustus des voorafgaanden jaars, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal werd aangeboden, en waarin onder anderen voorkomt, dat de Regering gemeend had aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1879 | | pagina 14