-
O -O
Rapport aan den Raad der Gemeente
RREDA.
'„>y &f
<2^/ -Q-^Co c£j2~<D
<42^ 0-CA-«—
f <g~-
e-«e_ZO
sf^o^V. ij3 -^o /fó7,.
^Ace/C^^ë-^ '<=/^2_—^5 fo^> <2- ^aP~sÉSIZ^Z> jQ^*~—
^-2_- LfiU-^ c/£-*-*
<«>-z~- cVe^y <9 y^o^e,Jtc^ySyy cr
,///-/>-■
^yy /3 JL
■yS,y.<
In uwe vergadering van den 24ste Mei jl„ werd door
uwen voorzitter ter tafel gebragt eene missive van liet
Gollegie van Gedeputeerde Staten dezer provincie van
den 8e derzelfde maand, lett. G. n° 4, 3de afdeeling,
strekkende ten geleide van een afschrift van een konink
lijk besluit van den 22e April bevorens, n° 22, waarbij,
den Raad van Staten gehoord, op het beroep van den
directeur-generaal der maatschappij tot exploitatie van
staatsspoorwegen, werd beslist, dat het evengenoemd
collegie, bij het opmaken van den bij art. 70 der wet
van 9 April 1875, Stbl. n° 67, bedoelden legger der toe
gangswegen naar spoorweg-stations in dit gewest, ten
onregte heeft aangenomen, dat de welbekende ijzeren
ophaalbrug over do rivier de Mark, welke den zooge-
naamden stationsweg met den linkeroever dier rivier
verbindt, behoort te zijn en te blijven in onderhoud bij den
Staat of voor dezen bij de exploitatie-maatschappij; met
andere woorden, dat dit onderhoud moet worden gebragt
ten laste van deze gemeente.
Het hëfeft u goedgedacht deze missive met hare bijlage
en andere overgelegde stukken, in handen eener commissie
je stellen, en deze heeft thans de eer u het volgende voor
te dragen.
ez*C~*> ^tC^É2-v
O
4^3?-<3
Zr
<5P7^
eüt/