Uit alles blijkt dat de Commissie van Administratie zich steeds heeft beschouwd als lasthebber van de Stadte genwoordig de Gemeente, hetgeen ook geheel overeenkomt met het Koninklijk besluit van 1826 en hel daarop geba seerd reglement der Bank. De Bank van T.eening te Breda, behoorde onder de Ban ken van Leening, waarvan artikel I van gezegd Koninklijk besluit spreektdie op publiek gezag in de onderscheidene steden en gemeenten zijn opgerichtals dankende hare in stelling aan den voormaligen Baron van Breda, die er de meeste voordeden van trok, en wiens rechten bij de ver andering van het Staatsbestuur zijn overgegaan op de Stad of gemeente, waardoor die Bank werd eene zuivere open bare instelling van de Gemeente. Het Koninklijk besluit had geen ander doel dan om die Bank meer aan hare oorspronkelijke bestemming te doen beantwoorden om, zooals de voorafgaande overwegingen lui den de beleeners voor den woeker te beveiligen en de - zelve in te richten op zoodanige gunsligen voet voor de beleeners als met den aard dor. zaak maar eenigzins over een te brengen is, met andere woorden, dat de Gemeente daardoor geene schade lijde. De Bank van Leening wordt bestuurd door cene Admi nistratie van Liefdadigheid die dit zonder belooning waar neemt (Art. 1) doch die Administratie neemt hare werkzaam heden waar onder het dadelijk gezag van het Stedelijk Be stuur. (Artikel 3.) Derhalve de Administratie bestuurt, doch het Stedelijk Be stuur beveelt en beschikt in alle zaken die liggen buiten het beheer, en daarom ook zal ingevolge Artikel 2, die Administratie worden gepresideerd door het Hoofd van het Bestuurden Burgemeesterof door een der Leden van liet Bestuur door ZEAchlb. daartoe te benoemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 10