goedgekeurd bij besluit van Hoeren Gedeputeerde Staten van Noordbrabant van 25 Augustus IS 15. Inmiddels was uitgevaardigd het Koninklijk besluit van 31 October 1820. Het doel van dit Koninklijk besluit was niet om eonc nieuwe inrichting te scheppen, maar om de bestaande Banken van Leening terug Ie brengen tot het doelwaarvoor zij oorspronkelijk waren daargeslcld, en waarvan zij hoe lan ger hoe meer afweken, het doel namelijk, om aan de be- hoefligen onder de minst bezwarende voorwaarden zonder kosten van de gemeente geld te verschaffen. Wel wordt in Artikel 7 van het Reglement gezegd, dat de Banken van Leening worden bestuurd door eene Admi nistratie van liefdadigheid, die dit zonder belooning waar neemt, maar die liefdadigheid bestaat hoofdzakelijk daarin, dat de Administratie zonder belooning wordt waargenomen, want in het voorafgaand Artikel 6 wordt gezegd, dat de afzonderlijke reglementen de noodige bepalingen zullen be vatten, ten wiens behoeve do zuivere winsten, door de Banken gemaakt zullen komen, terwijl het begrip van winst, met dat van zuivere liefdadigheid, die om niet geschied, moeilijk is veroenigbaar. Niet dan schoorvoetende, werd te Breda even als in andere sleden uitvoering aan gezegd Koninklijk besluit ge geven want, ofschoon dit was van 1820, duurde hot lot den eersten April 1830, zijnde do uilcrle door de Regee ring aan de stad gestelde termijneer do Bank ingevolge de bepalingen van het Koninklijk besluit werd ingericht;. Bij do Hoeren Jochems en Zoon te 's GravcnhagC werd door de stad Breda, niet door de Bank, opgenomen vecilig duizend gulden, waaruit aan den pachter der Bank van Leening N. J. Van Reuth, werd uitbetaald de som van f 37.167.03 lol overname der panden, ziiiido de som daarop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 3