met sommen van f 1000, 2000 en soms meer, uit de win
sten geheel aan de Gemeente vergoed.
Bij besluit van den Raad van 0 December 1832 werd aan
de Bank een crediet verleend van f 5000 op stadskas, het
welk bij besluit van den Raad van 27 December 1833 werd
verhoogd tot f 8000 en bij besluit van 1 Februari 1834
tot f 12000, wordende bij laatstgemeld besluit bepaald, dat
daarvan door de Bank zoude worden betaald jaarlijks drie
ten honderd in plaats van vijf ten honderd in het jaar zoo
als vroeger, welke interest echter bij besluit van den Raad
van af 1 Januari 1844 weder is gebracht op vijf ten honderd.
Toen men echter begon met de aflossing der f 30,000
(zie notulen van 19 October 1847! had men gedurende het
gehcele jaar geen gebruik behoeven te maken van het cre
diet van f 12000 op stadskas, hetwelk achtereenvolgens ge
heel was afgelost.
Uit de notulen van 3 Maart 1875 blijkt dat destijds slechts
voor f 6500 van het crediet van f 12000 op de Gemeente
kas was gebruikt gemaakt en wordt, uithoofde de Gemeentekas
zulke aanzienlijke uitgaven niet kan gedoogen, besloten aan
den gemeenteraad machtiging te vragen ten behoeve der Bank
bij een kassier geld op te nemen lot een bedrag van hoog
stens f 12000 a vijf percent.
Uit de notulen der Bank van 1 Febr. 1882 blijkt, dat
die opgenomen gelden bij den lieer Laurijsscn kassier waren
opgeklommen tot f 17000, verklarende die Heer niet meer
genegen te zijn verdere voorschotten te doen, daar hij meer
kan maken dan vijf percent en blijkt verder uit de notulen
voor zoo ver zij zijn medegedeeld niet, hoe het crediet der
Bank op de Gemeentekas later is gestegen tot 25000.
De interest door de Bank van de Beleeningen gelieven,
was aanvankelijk bij Koninklijk besluit vastgesteld op vijf
tien percent van bcloeningssommcn beneden de f 200 en
12 percent van belceningssommcn van hooger bedrag.