aan de Commissie van Administratie kennis gegevenop welke wijze die zaak is afgedaan. 3". Den 22slen November 1832 komt te overlijden de pandbewaarder Arnoldus Van der Pas, en kort daarna wor den in diens lessenaar gevonden 13 briefjes van panden, die niet meer aanwezig warenofschoon niet geboekt als gelost; de Directeur wordt gelast een onderzoek in te stellen, ten gevolge waarvan blijkt, dat in het magazijn der Bank ontbreken panden op welke gezamenllijk was beleend de somma van f 1072,50 makende met de interessen ten beloope van f 100,55 tezamen f 1173,05 (zie notulen van 19 Januari 1833). Het daarvan op den Ambtseed opgemaakt relaas door den Directeur Snoek cn den schatter P. J. Boomaars wordt door de Commissie gezonden aan de erfgenamen van gezegden Van der Pas met kennisgeving dat de borgtocht voorloopig zal moeten worden ingehouden. De weduwe Van der Pas antwoordt met een verweerschrift omtrent het niet bewezene dat de ontbrekende panden door haren man zijn ontvreemd en de verantwoordelijkheid schui vende op den Directeur. Dit verweerschrift gesteld zijnde in handen van den Di recteur, komt in de Vergadering van 23 Maart 1833 in ecne missive van den Directeur houdende eene ampele refutatie der gronden door de Wed. Van der Pas aangevoerd, met conclusie dat, ingevolge Artikel 35 van het Reglement, de voor Arnoldus Van der Pas gestelde borgtocht zal worden ingehouden. De Commissie besluit, zonder hierdoor de zaak ten prin cipale te willen beslissen aan dit laatste verzoek te voldoen en daarvan aan den Directeur en de Erven Van der Pas kennis te geven. Doch tevens in aanmerking nemende dat de onder goed-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1887 | | pagina 8