keuring van een Stedelijkcn Raad gestelden borgtocht slechfs
ƒ1000 beloopt en daarentegen aan ontbrekende panden en
verschenen interessen te zamen f 1 173,05 is verschuldigd.
Zoomede gelet op Artikel 81 van hel Reglement van be
heer der Bank, waarbij is bepaald, dat, indien in helzeifde
Reglement eenige duisterheden mochten voorkomen, waar
omtrent zich de belanghebbenden met den Direcleur of de
Administratie niet konden verslaan, de uillegging behoudens
nader beroep, aan het Stedelijk Bestuur zal worden onder
worpen.
Wordt besloten den Stedelijken Raad te verzoeken te wor
den geelucideerd ten wiens laste het surplus, dat is het ver
schil tusschen den borgtocht en het aan de Bank verschul
digde monlantzal moeten gebracht wordenen zulks Ie
meer dewijl in zoodanige decisie ook het principe der res-
ponsabiliteit ligt opgeslotenwaarin het Stedelijk Bestuur
meer dan deze Commissie is bevoegd te beslissen.
In de Vergadering der Commissie van 23 Aug. 1833 komt
in missive van den Raadhoudende goedkeuring van het
door de Commissie in deze verrichte en waarbij in over
weging wordt gegeven nader namens den Baad aan den
Directeur en Erven Van der Pas daarvan kennis te geven, en
daarbij toevoegen de observatie dat Hun Ed. Aehtb. gedachte
maatregel tot provisionele inhouding der cautie beschouwden
als ongeprojudiceerd, de suslinuën der partijen des noods
in rechten te voeren.
Blijkens missive ingekomen in de Vergadering der Com
missie van 15 November 1833 is die zaak in dier voege
geschikt dat Bavelaar, die d.e f 1000 voor Van der Pas als
cautie had gestort, het bewijs daarvan voor voldaan getee-
kend heeft teruggegevenen de Directeur de nog ontbre
kende f 102,37s in de kas der Bank heeft gestort, waarop
wordt besloten van die afdoening aan den Stcdelijken Raad
kennis te geven.