12
dat eene politie-verordening niet is, noch behoort te
zijn eene wet op de organisatie der gemeentelijke huis
houding en dat het antwoord op de vraag door wien
de eene of andere beambte wordt benoemd, daarin
niet thuis behoort.
Volmondig erkent de commissie, dat de plaatsver
vanger des keurmeesters een mandaat moet hebbendoch
aan de commissie zal ook geredelijk worden toegegeven,
dat ook de keurmeester zelf in 't bezit moet zijn van een
mandaat, evenals de brugwachter, havenmeester, commis
saris van politie en in één woord alle beambten, en toch zal
men te vergeefs, zoowel in deze verordening als in die
van andere gemeenten, naar bepalingen zoeken, die
aanwijzen van wien die ambtenaren hun mandaat moeten
ontvangen, en dit wel om de eenvoudige reden dat
zoodanige aanwijzing in eene politie-verordening niet
thuis behoort.
De commissie stelt derhalve voor de laatste alinea
van art. 175 overeenkomstig haar oorspronkelijk voorstel
aan te nemen nl.
De keurmeester kan in al zijne werkzaamheden wor
den vervangen.
Art. 212.
De commissie stelt overeenkomstig haar eerste rap
port voor om de verordening op het vervoer van lijders
aan besmettelijke ziekten van 3 Mei 1873, wier bepalingen
door de commissie in overeenstemming zijn gebracht
met die van het Wetboek van Strafrecht, in te voegen
in de politie-verordening en wel als hoofdstuk XXV
onder het opschrift
nvan het vervoer van lijders aan besmettelijke ziektenen
en het artikel houdende de strafbepaling te lezen als
volgt
uOvertreding van de bepalingen van de artikelen
als ook weigering om te voldoen aan artikelvan dit
hoofdstuk wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste
f 25.
Vermits de bepalingen op de instandhouding van de
goede orde op de buitenpleinen van en de toegangen