45
immers de prov. verord. spreekt alleen van gekoppeld
vee, de gemeenteverord. van vee in 't algemeen en
bovendien bepaalt zij, dat vee alleen mag gedreven
worden door straten en wegen door de politie aangewezen.
Art. 39.
De heer Scheltus merkt hierbij op
Dit artikel staat het vastmaken van honden onder rijtuigen,
dus ook onder karren, toe.
In het belang der honden had ik wel gewenscht dat juist
dat onder de karren vastmaken verboden ware. Evenwel besef
ik de moeilijkheid dat verbod in deze verordening op te nemen.
Der commissie is gebleken, dat omtrent de vraag,
welke wijze van bevestigen van honden aan voertuigen,
voor die dieren de minste bezwaren oplevert, veel ver
schil van gevoelen bestaat.
Terwijl eenerzijds sommigen met den heer Scheltus
van meening zijn, dat het vastmaken onder een rij- of
voertuig voor de honden zeer nadeelig is, vindt men
in vele politie-verordeningen hier te lande in Noord- en
Zuid-Holland, o. a. en met name te Haarlem, het aan
spannen onder de karren als de eenige geoorloofde wijze
van aanspannen vermeld.
Daar overigens de commissie van oordeel is, dat de
door den heer Scheltus bedoelde nadeelen toch in
veel geringere mate zich doen gevoelen daar, waar,
zooals in deze gemeente, weinig grindwegen zijn, meent
de commissie dat eene verbodsbepaling op het vast
maken der honden onder de karren niet wenschelijk is.
De heer Oukoop stelt voor in den 2<R"> regel het woord
«gebonden" te veranderen in //aangebonden."
De commissie heeft er geen bezwaar tegen deze ver
andering over te nemen.
Art. 40.
De heer Verschraage vraagt
Waarom is dit verbod niet gebracht sub art. 31 litt. K?
Der commissie komt die vraag gegrond voor, weshalve
zij het voorstel van den heer Verschraage overneemt