21
wordt voorgesteldimmers 0111 als 24« alinea er aan
toe te voegen de 2<ie alinea van liet wegvallende artikel
40aan het bezwaar van den heer Verschraage te
zijn tegemoet gekomen.
De heer Oukoop stelt voor in den 4<ie<1 regel van litt. a van
dit art. tusschen de woorden //zoomede// en //bloemperken» te
plaatsen het woord //boomen».
De commissie heeft opzettelijk het woord boomen
weggelaten, omdat zij van oordeel is, dat beschadiging
van boomen in nagenoeg alle gevallen ook is eene vol
gens de Rijkswet strafbare beschadiging't geen bij
bloemperken of planten meestal niet het geval zal wezen.
Intusschen heeft de commissie geen bezwaar om het
voorstel van den heer Oukoop over te nemen, doch
wenscht dan in plaats van //bij art. 460» in den aanhef
te lezen: //bij de artt 350, 424 en 460//
Art. 56.
De heer Versciiraage merkt het volgende op
Het ontwerp legt bij dit hoofdstuk geen enkele verplichting
op ten aanzien van het waarschuwen door de tramkoetsiers
met //Iuidklinkende toestellen" zooals art. 41 bepaalt voor de
berijders van rijwielen.
Deze bepaling zou zeer zeker even noodzakelijk zijn als de
verplichting betreffende de lichtgevende lantaarns. Hij stelt
daarom voor art. 56 aan te vullen als volgt:
//Elk indienstzijnd rijtuig van eene tramweg-onderneming
moet voorzien zijn
a. van eene Iuidklinkende bel, ten einde daarmede bij de
hoeken der straten en pleinen en op plaatsen van druk verkeer
het publiek te waarschuwen."
btusschen zonsondergang en zonsopgang, van twee lantaarns
met gekleurd licht ééne voor en ééne achter, die tevens naar
binnen licht goven."
De door den heer Versciiraage gewenschte aan
vulling acht de commissie niet noodig, omdat in dat
onderwerp voorzien iseensdeels in de voorwaarden
der concessie, anderdeels in de provinciale verordening
op het gebruik der openbare wegen 2« afd., art. 20,