21 //37a. Indien burgemeester en wethouders, na ingesteld onderzoek en ingewonnen bericht van de gezondheids commissie, van oordeel zijn, dat eene leiding, eene sloot of een poeltengevolge van het ontbreken eener behoorlijke afwatering op de openbare wateren of rio len schadelijk is voor de openbare gezondheid, wordt dit aan den eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder medegedeeldmet schriftelijke opgave der redenen, die tot dat besluit hebben geleidder noodig geoordeelde verbeteringen en van den tijd binnen welken deze moeten aangebracht zijn. 37b. Na afloop van den termijn wordt door burge- meester en wethouders of van hunnentwege onderzocht, of die verbeteringen zijn aangebracht. 37c. Indien burgemeester en wethouders, na afloop •van den termijn bedoeld in artikel 37a oordeelen dat hetzij de voorgeschreven verbeteringen al dan niet zijn aangebracht, hetzij in de afwatering niet of niet voldoende is voorziengeven zij daarvan kennis aan den raad die daarop verklaartof de leidingde sloot of de poel al dan niet afwatering of voldoende afwatering op de openbare wateren of riolen heeft. Bij het raadsbesluit, dat verklaart, dat eene leiding, eene sloot of een riool geene of geene voldoende afwa tering op de openbare wateren of riolen heeft, moet tevens uitgedrukt wordenof de afwatering op de openbare wateren of riolen al dan niet voor verbetering vatbaar is. In het eerste geval wijst de raad de noodzakelijke verbeteringen aan en bepaalt den termijn binnen welken deze behoorlijk ter beoordeeling van burgemeester en wethouders moeten aangebracht of bij gebreke daarvan, de leidingsloot of poel gevuld of gedempt moet zijn. In het tweede geval bepaalt de raad den termijn binnen welken de leidingde sloot of de poel gevuld of gedempt moet zijn. Genoemde termijnen vangen aan met den dag waarop, blijkens proces-verbaal van den door burgemeester en wethouders daarmede belasten beambteeen afschrift van het raadsbesluit aan den eigenaarvruchtgebrui- 2*

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 21