YOORSCHRIFTEN OMTRENT DE AFSLUITING
YAN ERVEN.
26 -
Art. 87.
Wanneer bij niet regelmatig voortzetten of bij staken van
een aangevangen bouw het reeds gebouwde gedeelte geacht
wordt gevaarlijk voor de openbare veiligheid te zijn, is de
eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder van het perceel ver
plicht, na schriftelijke aanmaning van burgemeester en
wethouders, tot het afbreken van liet gebouw of tot het
aanbrengen van door hen voorgeschreven voorzieningen over
te gaan.
Art. 88.
Indien na instorting, brand of gedeeltelijke afbraak van
een gebouw of een muur de overblijfselen geacht worden
gevaarlijk te zijn voor de openbare veiligheid, is de eige
naar, vruchtgebruiker of beheerder verplicht onmiddellijk
te voldoen aan de schriftelijke aanmaning van burgemees
ter en wethouders om de overblijfselen te doen omverha
len, sloopen of wegruimen, en het erf van den openbaren
weg af te scheiden door eene schutting, ter hoogte als bij
die aanschrijving is bepaald of, ten aanzien van die over
blijfselen, de bij die aanschrijving voorgeschreven maatre
gelen te nemen.
HOOFDSTUK VII.
Art. 89.
Open erven langs den openbaren weg moeten daarvan
worden afgesloten door muren ter dikte van ten minste
0,22 M. en ter hoogte van ten minste 2 M. in de rooilijn of,
indien de rooilijn nog niet is vastgesteld, op de grens van
den openbaren weg en het erf, te stellen, met pilasters ter
dikte van ten minste 0,33 M., welke niet verder dan 2,5
M. van elkander verwijderd mogen staan en aan de zijde
van den weg niet meer dan 0,05 M. mogen uitsteken.
Het is verboden zoogenaamde beeren aan de zijde van den
weg te hebben of te stellen.