Art. 17.
Het peil van niet aan cle gemeente toebehoorende straten,
stegen, toegangen tot hofjes of verzamelingen van wonin
gen mag niet lager zijn dan het peil van den openbaren
weg, waarop zij uitkomen.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethou
ders afwijking van deze bepaling toestaan.
Art. 18.
Het is verboden verzamelingen van huizen of afzonderlijk
te bewonen woningen te stichten, wanneer de hoofddeuren
van alle niet aan den openbaren weg uitkomen, tenzij de
toegang van dien openbaren weg af eene breedte van ten
minste 3 M. heeft en de voor- zoowel als de achtergevels
op een afstand van ten minste 10 M. van elk gebouw en
van elk aan een ander toebehoorend onbebouwd perceel
verwijderd blijven.
Door den gemeenteraad kan vrijstelling worden gegeven
van de verbodsbepalingen van dit artikel onder daarbij
te stellen voorwaarden.
Art. 19.
Het is verboden in gangen, sloppen, zoogenaamde hofjes
of dergelijke verzamelingen van woningen, die vóór- zoowel
als de achtergevels op een korteren afstand dan 10 M. van
elk gebouw en van elk aan een ander toebehoorend onbe
bouwd perceel op te trekken.
De toegang tot genoemde hofjes moet eene breedte heb
ben van ten minste 3 M.
Door den gemeenteraad kan vrijstelling worden gegeven
van de verbodsbepalingen van dit artikel, onder daarbij te
stellen voorwaarden.
Art. 20.
Stallen mogen in geene onmiddellijke gemeenschap zijn
met woon- of slaapvertrekken.