BIJLAGE I.
XXX
Volgnummer 555.
In dezelfde afdeeling werd gevraagd, of de raming der
uitkeering aan het Rijk van het aandeel in de kwade posten
wegens de directe belastingen ad f 16000.niet bij vergis
sing veel te hoog is gesteld. Het lid, dat deze vraag stelde,
meende te weten, dat de kwade posten in zake de inkom
stenbelasting niet onder dezen post vallen, doch direct bij
de uitkeeringen over Juli tot en met Maart in mindering
worden gebracht, hetgeen in zich sluit, dat de raming van
de opbrengst der inkomstenbelasting derhalve niet voorstelt
het totaal bedrag der kohieren, maar de zuivere opbrengst
na aftrek der kwade posten. (Onder kwade posten zijn te
verstaan: le. verminderingen ingevolge reclames, 2e. de
ontheffingen wegens overlijden, staking van bedrijf enz. en
3e. de afschrijvingen wegens onvermogen).
In verband daarmede zag bedoeld lid, ten einde de ver
moedelijke zuivere opbrengst der kohieren over het dienstjaar
1923/24 te kunnen benaderen, nog gaarne de volgende vragen
beantwoord
1. Hoeveel is wegens kwade posten ingehouden op de
zes uitkeeringen, ontvangen aan het eind der maanden
Juli tot en met December 1923?
2. Idem op de uitkeeringen per ultimo Januari 1924?
3. Hoe groot is het totaal aan gemeentelijke inkomsten
belasting van de voor den dienst 1923'24 tot dusver
vastgestelde kohieren?
4. Is aan den betrokken inspecteur der directe belastingen
wellicht gevraagd te mogen vernemen, hoeveel belas
ting, naar raming, de nog op te maken kohieren
1923/24 zullen opbrengen, zoo neen, zijn Burgemeester
en Wethouders dan bereid, die vraag alsnog te stellen
en het antwoord mede te deelen?
5. Gesteld, dat mocht blijken, dat de inkomstenbelasting
1923*24 vermoedelijk zuiver (dus na aftrek der kwade
posten) niet meer zal opbrengen dan de aanvankelijke
raming ad f 410.000.—, dan komt daarvan ten goede