Beantwoording van het schrijven van Heeren Burgemeester en Wethouders over het loco burgemeesterschap aan den Voorzitter van de R. K. Raadsfractie. XXXII BIJLAGE I. De Voorzitter van het College van Burgemeester en Wethouders richtte tot dit College eene missive naar aanleiding van de interpellatie van den voorzitter der R. K. Raadsfractie over de aanwijzing van den heer Feb er tot loco-burgemeester. Nadat dit College had kennis genomen van deze missive ontving de voorzitter van genoemde fractie de uitnoodiging schriftelijk mededeeling te doen van motieven, welke tot steun zouden strekken van de voorgedragen motie en ook van de stellingen: le. dat bij de vervulling van het loco-burgemeesterschap politieke of religieuse kleur der bevolking en raads- meerderheid richtsnoer moet zijn en 2e. dat door de benoeming van den heer Feber in strijd is gehandeld met de „cultureele, idiëele, godsdienstige belangen en eerbiedwaardige wenschen, levend bij de meerderheid der bevolking of bij de raadsmeerder- heid." Alvorens over te gaan tot de gevraagde motiveering, mogen wij eerst de volgende opmerkingen laten voorafgaan, tot welke de uitvoerige missive van den voorzitter van 't college van Burgemeester en Wethouders aanleiding geeft. Of eene aangelegenheid al of niet urgent is, wenscht de R. K. Raadsfractie zelf te beoordeelen. Wat de onhoffelijkheid betreft, door niet te voldoen aan het verzoek van den voorzitter van den Raad, daaromtrent

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 32