BIJLAGE II. XXXVII kunnen rekenen, zouden wij andermaal de vraag stellen hoe is door de benoeming in strijd gehandeld met cultureele idieëele, godsdienstige belangen en eerbiedwaardige meerder- heidswenschen Dit wordt beweerd en blijkt niet houdbaar voor den beweerder, die van toelichting en bewijs afziet onder voorgeven, dat de aangevallene iets geheel anders zal hebben te bewijzen. In die omstandigheden zou de aanvaller royaler handelen zijn beweringen terug te nemen. Naast de reeds bovengenoemde bewering omtrent een algemeen Nederlandsch staatkundig beginsel worden nog enkele andere stellingen zonder toelichting of bewijs met groot gemak neergeschreven; er wordt gesteld, dat de be noeming van den loco-burgemeester een „politieke benoeming" is, er wordt een vergelijking getrokken met de benoeming van „ministers, burgemeesters, enz.", „het heele stelsel der evenredige vertegenwoordiging" wordt in het geweer ge roepen, waarbij de steller vergeet, dat dit argument, vooral bij eene meerderheid 11 - 10, zich tegen hem zelf schijnt te keeren. Het kan niet de bedoeling van den Raad zijn op dit alles in te gaan, wijl elk houvast ook voor deze beweringen in de nota ten eenenmale ontbreekt. Ten slotte rees de vraag bij ons College, of uitstel van de rede van den heer van Luytelaar van 3 December geen winste zou hebben gebracht. Burgemeester en Wethouders van Breda; VAN SONSBEECK, burgemeester. JONKERGOUW, secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 75