22 6 FEBRUARI 1925. grensregeling wenschen overblijven of aanmerkingen te maken zijn. Waar deze commissie het recht van amendement mist, geef ik als mijn meening te kennen, dat annexatie voor Breda een noodzakelijkheid is. De keuze tusschen vóór of tegen is mij niet moeilijk, ik verklaar mij dan ook vóór de voorgenomen annexatie. De heer IR. W. VAN VEEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Nu de burgerij bij monde van deze commissie haar advies heeft te geven over het door Ged. Staten aanhangig ge maakte plan 1924 tot vergrooting van het gebied onzer gemeente, een bij uitstek belangrijk onderwerp, wensch ik in de eerste plaats mee te deelen, dat de wijze, waarop het meerendeel onzer gekozen is, namelijk door enkele candidaat- stelling van de zijde der kiesvereenigingen en zonder stem ming, mijne goedkeuring niet wegdragen kan. Het argument, om de geringe kosten eener stemming te besparen, had in eene zóó belangrijke aangelegenheid als deze niet mogen gelden om de burgerij te weerhouden de naar hare meening meest geschikte candidaten te stellen. Wanneer ik mij desondanks een oandidaatstelling, die dit ten doel had, heb laten welgevallen, dan is het geweest onder overweging, dat er als gevolg van den korten tijd, die voor de candidaatstelling was gegeven, overleg in wijden kring niet mogelijk was. Het ontwerp van Ged. Staten toch is bij Burgemeester en Wethouders ingezonden bij schrijven van 10 Sept. 1924 en daarin wordt reeds vóór 1 Nov. 1924 volledige afdoe ning verzocht. Waar de verkiezing onzer commissie van advies in de districten II en III op 16 Oct. 1924 plaats had, mocht terecht voor eene overijlde behandeling dezer aangelegenheid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 106