6 FEBRUARI 1925.
25
zienswijze van ons gemeentebestuur een half ei is beter
dan een leege dop.
Het moet wel op ieder, die deze aangelegenheid onbe
vooroordeeld bezien wil, den indruk maken, dat aan de nota
van B. en W. van 27 Jan. 1925 een zware tweestrijd is
voorafgegaan.
M. d. V. Bij de beoordeeling van het thans aanhangige
plan, denkt men onwillekeurig aan het door onze gemeente
opgestelde veel meer omvattende plan 1921, waarbij naar
het Westen de geheele gemeente Prinsenhage zou worden
geannexeerd, naar het Zuiden en Oosten een groot gedeelte
van Teteringen en geheel Ginneken, met uitzondering van
Ulvenhout en Bavel, naar het Noorden een vrij groot ge
deelte van Teteringen, zoodat grooter Breda zou komen te
grenzen in het Westen aan Etten-Leur, in het Zuiden aan
Rijsbergen, in het Oosten aan het tot Ulvenhout en Bavel
verkleinde Ginneken en aan Oosterhout en in het Noorden
aan de kleine overblijvende gedeelten van Teteringen en
Prinsenhage. Van zuiver Bredasch standpunt bezien was
dit in zooverre een goed plan, dat deze gemeente daarbinnen
in een verre toekomst alles zou kunnen verwezenlijken, wat
het mocht wenschen, zonder een harer buren naar de oogen
te zien.
Doch al was dit plan door ons dagelijksch bestuur en
met voorkennis van onzen gemeenteraad opgemaakt, bij het
meerendeel der ingezetenen bestond toch het groote bezwaar,
dat dit gebied zich door ons gemeentebestuur niet behoor
lijk zou laten overzien, dat de drie aangrenzende gemeenten
tot onbeduidende kleine gemeenten zouden worden terugge
bracht, en bestond ook de vrees, dat de verzorging van
het groote gebied ontzaglijk duur zou worden bij opheffing
van de thans zoo goed voldoende werkverdeeling.
Eerst bij schrijven van 10 Jan. 1923 G. No. 591 Ille
Afd. A, deelden Ged. Staten aan ons gemeentebestuur mede,
dat zij dit plan niet konden overnemen.