6 FEBRUARI 1925. 27 plannen tot grenswijziging entameerden, doch dat de gemeente Breda zulks deed en de argumenten daarvoor te berde bracht. Deze zijn door Ged. Staten in hunne memorie van toelichting gedeeltelijk ontleend aan de memorie onzer gemeente van 17 Mei 1921 en beknopt samengevat. Ik zal deze één voor één beschouwen. Daar staat in de eerste plaats „Voor de uitbreiding van woongelegenheid heeft Breda grond noodig op eigen gebied. Vaststelling en uitvoering van een uitbreidingsplan eischen eene centrale leiding." Inderdaad is er binnen onze gemeente nagenoeg geen bouwterrein aanwezig. De tegenstanders van deze grens wijziging, waartoe ook ik behoor, hoort men wel eens zeggen, dat Breda maar pogingen moet doen om van het Rijk de militaire oefenterreinen over te nemen, maar al ware dit mogelijk, dan zou ik zeggen laat ze onbebouwd liggen als terrein voor sportfeesten, wedstrijden enz., waar voor ze nu reeds af en toe dienen. Het bezit van zulk open terrein zal in de toekomst meer en meer op prijs gesteld worden. Maar voor mij is de hoofdzaak, dat de woongelegenheid geen Bredasch grondgebied hoeft te vormen. Laat het terrein, waar gebouwd wordt Teteringen, Prinsenhage of Ginneken heeten, mits er goed gebouwd wordt en er kome een goed plan van straten en pleinen over een zeer ruim gebied om Breda heen. Welk belang van hooger orde is er, dat zegt dat dit gebied Breda moet heeten. Een uitbreidingsplan van grooter Breda hoever zal dit zich bij het aanhangige plan kunnen uitstrekken In Ooste lijke richting ten Zuiden van den Teteringschen Dijk over een afstand van slechts 500 M. en in Lovensdijk over een afstand van nog geen 1000 M. dan volgt de te annexeeren Zandberg, die reeds geheel bebouwd is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 111