34
6 FEBRUARI 1925.
Zij hadden er gevoeglijk bij kunnen zeggen, die rioleering
is er, ondanks ons, maar hadden wij samenwerking gewild,
dan was zij beter en sneller tot stand gekomen.
Wat de gemeentereiniging betreft M. d. V., deze laat in
de aangrenzende gemeenten, hoewel U spreekt van een
onvoldoenden toestand, niet te wenschen over.
Geen centrale leiding is noodig, maar veeleer behoort de
bestaande decentralisatie bevorderd te worden.
Het vervoer van faecaliën en straatvuil in het tegenwoor
dige Breda naar één centraal punt en vandaar naar de om
de stad gelegen landerijen veroorzaakt nu reeds overlast.
Wat de memorie der gemeente verder onder Reinigings
dienst zegt, is zoo vaag, dat het wel niemand ooit duidelijk
zal worden.
Dan zegt de memorie verder„Het bouw- en woning
toezicht laat in de gemeenten, welker stedelijke bebouwing
aan Breda grenst, te wenschen".
Het is mij onbegrijpelijk hoe Ged. Staten zulk eene be
schuldiging hebben kunnen neerschrijven, even onbegrijpelijk
het mij is, dat het gemeentebestuur van Breda durft te
spreken van bijna ongebondenheid in de aangrenzende
gemeenten, onregelmatige en hinderlijke toestanden en wat
dies meer zij.
Durft het gemeentebestuur van Breda in gemoede een
parallel te trekken?
Ik laat buiten beschouwing Uw ambtenaarscorps, waarvan
de goede wil en toewijding niet in twijfel mag worden
getrokken. Maar het regime, uitgaande van opvolgende
commissies van bijstand en een deel van opvolgende ge
meenteraden heeft hier ontzaglijk veel kwaad gesticht.
Veel van wat hier tot voor korten tijd is gebouwd,
Academiesingel, Spoorstraat, Tramsingel e. t. q. zelfs een
monumentaal gebouw als de gemeentelijke ambachtsschool,
is ernstig verzakt met al de nadeelige gevolgen van dien.
Na de ontmanteling zijn schande genoeg in een
aantal nieuwe buurten onhygiënische sloppen ontstaan.