40
6 FEBRUARI 1925.
heeft moeten besnoeien en LI zult het mij dan zeker ook
niet al te kwalijk nemen, dat ik dit plan een prul-plan noem,
als daarmee wordt beoogd om te vereenigen, wat maat
schappelijk bijeen behoort.
Op zichzelf beschouwd bezit het dan ook tal van tech
nische fouten.
Langs den berm van tal van wegen zal de nieuwe grens
loopen en hier rijzen voor ons oog op tal van kwesties als
aan de Koninginnestraat ontstondendie nieuwe grens zal
verder loopen over grooten afstand door het bed van de
riviertjes de Molenleij en de Aa, die wellicht een goede
grens vormen in landelijke gemeenten, maar als grens tusschen
bebouwingen niet deugen. Men denke maar eens aan het
geharrewar bij de gebruikelijke vervuiling, die dergelijke
riviertjes in een stedelijke bebouwing ondergaan.
Bij elke bochtverlegging ontstaat er een Marksingel in
't klein.
Aan den Teteringschen Dijk, die zoo raadselachtig wordt
gehalveerd, zal als gevolg daarvan de grens juist loopen
dwars door het nieuwe goederen-station der Ned. Spoor
wegen, zoodat de eene helft van die groote halvemaan op
de kaart zal behooren tot Breda, de andere tot Teteringen,
toch een allesbehalve fraaie toestand
Van Teteringen blijft ten Zuiden van den Teteringschen
Dijk een klein aanhangsel bestaan dat Breda nog last ge
noeg kan bezorgen.
De bezwaren, die zich thans aan onze grens voordoen
al zijn ze met redelijken wil tot samenwerking wel weg
te nemen zullen zich dan ook aan de nieuwe grenzen
oogenblikkelijk herhalen en dit wordt zeer duidelijk ook
door het gemeentebestuur gevreesd, want het schreef in
zijne memorie van 17 Mei 1921 tot toelichting van het
groote plan
„Een der argumenten van den Minister van Binnenland-
„sche zaken in zijn gemelden brief van 18 April 1905.