6 FEBRUARI 1925. 49 vrijwillige samenwerking wenschte te beperken, doch de regeering blijkens haar memorie van toelichting het in strijd met de toenmalige Grondwet oordeelde, dat de samenwer king door de regeering tegen den wil van een of meer der betrokken gemeenten zou georganiseerd worden. De regeering heeft echter, gedachtig aan den in het voorloopig verslag geuiten wensch, bij de jongste grondwetsherziening een nieuw grondwetsartikel voorgesteld, dat wet geworden is en dat de regeering uitdrukkelijk de bevoegdheid geeft voor gemeenschappelijke belangen van gemeenten een regeling tot stand te brengen, ook tegen den wil van een of meer der betrokken gemeenten in (art. 149 der Grondwet). Wat ligt nu meer in de gevolgde lijn, aldus het adres, dan dat thans, nu de Grondwet geen bezwaar meer kan opleveren, wederom de regeling van een onderwerp worde ter hand genomen, dat èn regeering èn volksvertegenwoordiging wenschten geregeld te zien Mijnheer de voorzitter, wanneer ik dit alles na ga, dan vraag ik mij toch af, had er niet eerder tijd tot samenwer king der onderhavige gemeenten, dan thans tot het plan van annexatie kunnen worden gekomen, hoeveel ellende, twist en tweedracht had kunnen worden voorkomen, als in dezen geest de oplossing van het vraagstuk was aan de orde gesteld, en gedachtig aan het spreekwoord „Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald", daar stel ik de vraag, of wij niet beter, niet verstandiger deden de zaak der annexatie op te schorten. Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, de finantieele kwestie; men moge dat willen loochenen, maar dit is het critieke punt, en hier wil ik voor een oogenblik het vaandel der centra verlaten, en mij scharen onder de voorstanders van „Groot Breda", en dan richt ik tot U de vraagWaar Maastricht, Eindhoven en iedere gemeente die heeft gean nexeerd, een beduidende belastingverhooging heeft onder gaan, waar bij dergelijke annexatieplannen aan de Dubbele Raden een begrooting van vermoedelijke in- en uitgaven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 133