50
6 FEBRUARI 1925.
der eerste jaren volgende op de annexatie werden verstrekt,
waarom, mijnheer de Voorzitter, werden ons deze begroo
tingen tot heden niet verstrekt. Ik vraag U dit met aan
drang, waarom? Ik vraag U dit te meer, mijnheer de
Voorzitter, omdat juist deze aangelegenheid, de belasting
kwestie na de annexatie, de Bredasche bevolking meer
beroert dan U vermoedt. De ongerustheid der bevolking
stijgt met iederen dag, dat deze cijfers zoo angstvallig wor
den terug gehouden. Ik doe in deze een beroep op U.
Voor de Bredasche bevolking is het belastingvraagstuk
onafscheidelijk verbonden aan het annexatie-vraagstuk. Wij
zijn hier de vertegenwoordigers van dat volk, geroepen om
naar eer en geweten, naar onze volle overtuiging onze stem
uit te brengen. Wij kunnen ons van dezen plicht niet kwij
ten, zoolang wij niet kunnen beoordeelen, wat definantieele
gevolgen zullen zijn der annexatie poor de Bredasche be
volking, en daarom acht ik mij het tot een eersten plicht
de navolgende motie in te dienen
MOTIE.
De commissie uit de ingezetenen der gemeente Breda,
bedoeld in artikel 131 der Gemeentewet, op 6 Febr. 1925
in vergadering bijeen, ter behandeling van het voorstel tot
annexatie van een deel der gemeenten Ginneken, Teteringen
en Princenhage
gehoord de besprekingen
overwegende dat aan de leden dier commissie, en voor
zoover bekend ook niet aan de leden van den gemeenteraad,
geen enkele benadering van de finantieele gevolgen dier
annexatie, in verband met het Bredasche belasting-vraagstuk
zijn verstrekt
noodigt het bestuur der gemeente Breda uit, alsnog aan
de leden der genoemde commissie zoodanige gegevens te
verstrekken, die een nadere beoordeeling der finantieele