6 FEBRUARI 1925
55
lo. Komen door de gevolgde wijze van samenstelling van
den zoogenaamden dubbelen raad, de gevoelens van de
geheele Bredasche bevolking behoorlijk tot uiting
2o. Kan de voorgestelde gebiedsuitbreiding als in het
waarachtig belang van de Bredasche bevolking worden
beschouwd
3o. Bestaat er binnen de tegenwoordige grens inder
daad gebrek aan terrein voor woningbouw
4o. Zou een eventueele inlijving van bebouwde terreinen,
toebehoorende aan omliggende gemeenten als een rechtma
tige daad kunnen worden aangemerkt
Op de vraag sub. 1 kan mijn ontkennend antwoord kort zijn.
De gevoelens van de geheele Bredasche bevolking zijn
door de thans gevolgde wijze van samenstelling van de
commissie bedoeld in art. 131 der Gemeentewet, niet be
hoorlijk tot uiting gekomen. Er is gemeend eenvoudigheids-
halve en ter besparing van enkele honderden guldens, de
kiesvereenigingen daarvoor in den arm te moeten nemen,
do:h dit is maar mijn bescheiden meening in dit geval
minder juist, omdat de partijpolitiek noch de godsdienst,
iets met de annexatie-kwestie te maken heeft en door deze
wijze van handelen personen, welke niet tot eenige politie
ke partij behooren, in twee districten zijn buitengesloten
geworden. Doch bovendien is bij de laatste verkiezing voor
den gemeenteraad met een eventueele annexatie geen reke
ning gehouden, omdat zij door geen enkele partij als inzet
van de verkiezingen was gemaakt.
Tal van personen hebben zich dus eigenlijk niet kunnen
uitspreken, zooals zij dat wenschten, en bestaat zelfs de
mogelijkheid, dat meerdere bij een partij aangesloten per
sonen een of meer leden voor den dubbelen raad aangewe
zen zagen, die een geheel met hen afwijkende meening
omtrent het annexatievraagstuk zijn toegedaan.
Zooals de Commissie thans is geconstitueerd, kan zij geen
aanspraak maken op den naam van Commissie uit de inge
zetenen.