6 FEBRUARI 1925.
59
varieerende tusschen de 400 en 600 gulden te voorzien.
Want juist aan dergelijke woningen binnen de tegenwoor
dige grens dus niet bijvoorbeeld in Gageldonk bestaat
zeer groote behoefte bij getrouwde militairen, ambtenaren,
handelsreizigers en in 't algemeen niet-neringdoende perso
nen, wier betrekking het noodig maakt, dat zij zooveel
mogelijk in het centrum van de stad dicht bij hun kazerne,
werkplaats enz. of bij het station wonen.
Deze menschen zijn allerminst gebaat bij een grensuitbrei-
ding en zoeken, als zij toch buiten het centrum moeten
wonen, noodgedwongen hunne woningen zooveel mogelijk
buiten de stadsgrens, vanwege de lagere belasting, als
anderszins.
Ik zou nog willen bepaald zien, dat op de beschikbaar
komende terreinen uitsluitend woningen en geen winkels of
kerken gebouwd worden, aangezien de thans bestaande als
ruim aan de behoefte te voldoen kunnen worden beschouwd.
Voorts geven mij de in de M. v. T. aangevende argu
menten ten bewijze, dat Breda voor de verkrijging van
meerdere woongelegenheid op eigen gebied meer grond
noodig heeft, aanleiding tot de volgende opmerking.
Als grondbeginsel is aangenomen, dat tot Breda moet
worden gebracht wat maatschappelijk reeds tot Breda wordt
geacht te behooren.
Bij de beoordeeling der eerste Bredasche voorstellen
hebben Gedeputeerde Staten, naar zij beweren, deze getoetst
aan de levensbelangen der 3 betrokken gemeenten, welker
ligging, uitgebreidheid en bevolkingsaard naar hunne mee
ning geen algeheele inlijving bij Breda toelieten.
Als wij nu echter de nieuwe grenslijn beschouwen,
zien wij dat men zich bij de voorgestelde gedeeltelijke in
lijving allerminst aan het hierboven aangehaalde grondbeginsel
heeft gehouden en men hoegenaamd niet heeft gelet op de
levensbelangen en bevolkingsaard van een groot deel der
op de in te lijven gebieden wonende bevolking.
Er is niet zooals in de M. v. T. verklaard wordt aan de