6 FEBRUARI 1925. 63 De heer KROONE zegt het volgende Als ik U mijn oordeel moet zeggen M. d. V. over het Bredasche „Annexatieplan", dan kan ik U zeggen dat het mijn volle instemming heeft. Mijn volle instemming, omdat ik overtuigd ben van de noodzakelijkheid. Als men de tegenwoordige grenzen nagaat en men ziet hoe onmogelijk die getrokken zijn, waardoor deze tot aller lei moeilijkheden aanleiding geven, kan het niet uitblijven of hierin moet verandering komen. M. d. V. Wij hebben vanmiddag al door meerdere perso nen de noodzakelijheid van uitbreiding der grenzen hooren betoogen. Met doorslaande argumenten is aangetoond, dat dit geen uitstel meer toelaat. Om dus niet in herhaling te vallen, kan ik volstaan met nog een enkele opmerking te maken. Zien wij b.v. eens naar de bestrating. Deze verkeert in vele gevallen in een onhoudbaren toestand. Op verschillende plaatsen behoeft men niet te vragen waar de buitengemeenten beginnen, M. d. V., dit wordt men wel gewaar aan het overscheppen van zijn schoenen. De noodzakelijkheid tot verbetering is voldoende betoogd. Ook ik wil mij niet verdiepen in de schuldvraag, maar vast staat dat alleen door annexatie hierin verandering en ver betering is te brengen. Over het woningvraagstuk is voldoende uitgeweid, dat verbetering meer dan noodig is, en ik sluit mij dan ook aan bij hen die hiervan de noodzakelijkheid hebben betoogd. Ook het gescherm met belastingverhooging acht ik over dreven. Er is hier al voldoende gewezen op forensenbe lasting. die nu betaald moet worden door hen, die daar straks vrij van zullen zijn; op het goedkoopere gas en water, zoo dat ik ook hierover kan zwijgen. Maar dat dit niet in alle deelen zoo erg zal zijn als men het wel doet voorkomen, staat wel vast.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 147