68
6 FEBRUARI 1925.
werd, snakten of snakken niet alleen naar grensuitbreiding,
maar ook plaatsen, waar het, als b.v. te Utrecht, tientallen
minder groot is.
Nu meent de heer van Veen, dat een behoorlijk ge
zamenlijk uitbreidingsplan redding uit allen nood geeft, en
hij houdt vrijwel alleen dit punt in zijn lange rede in het oog.
Ten eerste is het gezichtspunt van den heer van Veen
wel erg eng, want de uitbreiding en de bouwterreinquaestie
zijn lang niet de eenige quaesties, die grenswijziging urgent
maken. Er zijn andere even en meer dringende motieven,
ook motieven van hoogere orde, die de heer van Veen
in onze nota's zegt te missen. Maar laat hij eens onze nota
van 1922 opslaan. Op bl. 5 staat, dat de eisch van uitbrei
ding geldt voor de „steden, die machtige ontwikkelingsele
menten in zich bevatten en middelpunten zijn van het gebied,
waarin zij zijn gelegen en daarom dan ook aanspraak mogen
maken tijdig dit gebied te beheerschen, voorzoover hare
ontwikkeling zulks zal vorderen". En wie halen wij hier aan?
Niet ons zelf, doch de Algemeene Nota der buiten
gemeenten
Van hoogere orde is het algemeen belang, dat gebaat
wordt door groei en ontwikkeling van een krachtig willend
centrum niet tegen te houden. Van hoogere orde is, zorg
te dragen, dat wij Bredasche instellingen binnen onze
administratieve grenzen tot ontwikkeling kunnen brengen,
dat instituten van geestelijke ontwikkeling aldus den noodigen
steun, niet alleen geldelijk, kunnen erlangen. Van belang
is, dat onze eigen ambtenaren en werklieden ook den band
met de gemeente gevoelen door er binnen te zijn gehuis
vest thans kunnen wij zeer veel voorkomende verzoeken
om er buiten te wonen, eenvoudig niet weigeren. Van be
lang is, dat de gecompliceerdheid van administratie verdwijnt,
welke het forensenaantal en de honderden, die hier onder
wijs genieten, veroorzaken. Van belang is, financieel maar
ook niet alleen financieel, dat er een redelijke verdeeling
van lasten tot stand komt onder degenen die gelijkelijk van